Boek - pag. 301
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Het spel met de werpschijf. Waar de naam vandaan komt. Van zeer oude afkomst. Beschrijving van de werpschijf uit Eustathius en Ammonius. Onderscheid tussen de werpschijf en de werpkogel. Materiaal en vorm van de werpschijf. Afbeeldingen bij Mercurialis. Schijven waren zeer zwaar. Schijfwerpers waren ontkleed en gezalfd. Kracht was nodig om de schijf voort te drijven. Ook vernuft en kunst om de worp recht te sturen. Een touw om hand of arm. Verkeerd schijfwerpen uitgelachen. Prijzen voor de overwinnaars. Schijfwerpers, maar dan van een lager niveau. Speerwerpen is verwant aan schijfwerpen. Mercurialis' onderscheid tussen pijl-schieten en speerwerpen. Waarin de overwinning bestond. Veel gebruik van dit spel. Helden daarin. De worp met de slinger is hieraan verwant. Waarom uitgevonden. Waarvan gemaakt, en wat men ermee wierp. Balearische slinger. Waarom die eilandbewoners hierin zo uitblonken. Werpspel met de springgewichten. Afbeelding daarvan bij Mercurialis.
Boek - pag. 302
§. I.
Hierna volgt de WORP-SCHIJF, en het spel heet ook zo, maar wordt ook wel SCHIJFWERPEN genoemd; de naam van de spelers is SCHIJFWERPERS. Taalkundigen zeggen dat het komt van werpen (hetzelfde als smijten). Daaruit zou Dikos moeten voortkomen, maar door tussenvoeging van de S wordt het Diskos. Het woord Diskos heeft echter het woord SOLOS als buurvrouw, maar wat het verschil is, zal hieronder blijken. Het spel met zo'n werptuig was ook al van zeer oude afkomst; want er wordt gezegd dat Phoebus dit spel speelde en per ongeluk Hyacinthus doodde. Waarop Ovidius zinspeelt (Ovidius Metam. lib. 10. vs. 182 &c.), zeggende, volgens Vondel:
De God Apollo, verzot op het spelen met de schijf,
Begint als eerste van de twee, en werpt zo fel en stijf,
Dat ze in de lucht door het zwerk een lange poos blijft hangen:
Ten slotte daalt ze neer, en toont aan hen die verlangen
Hoe kunst en kracht samengaan. De dartelende Hyacinth,
Al te onvoorzichtig, opdat hij de schijfstrijd wint,
Schiet snel en vliegensvlug toe, om Phoebus' schijf te keren.
Zij stuitert van de aarde omhoog (wiens hart zou dit niet deren?)
In het vrolijke gezicht van dit beeldschone kind,
Dat meteen het bewustzijn verliest. enzovoort.
Maar de oudheid hiervan blijkt ook uit de verhalen van Homerus op verschillende plaatsen (Homerus), waarvan enkele in het vervolg direct van pas zullen komen: in het bijzonder uit de vertelling die hij doet van Achilles'
Boek - pag. 303
verstoordheid tegenover Agamemnon, wat ertoe leidde dat hij zijn Myrmidonen aan de strijd onttrok, maar die hij desalniettemin, opdat ze niet door luiheid zouden gaan roesten, aan de oever bezighield met zowel schijf- als speerwerpen.
§. II.
Verder wordt de Diskos door Homerus' scholiast Eustathius over deze woorden van de grote dichter
Ze speelden met de Disken:
aldus beschreven (Homerus Illiad. lib. B. & ibi Euftathium): De DISCUS is een zware steen, die de speloefenaars werpen, want een ijzeren (bol) noemen ze SOLOS. Uitgebreider (Euftathius ad Hom. Odyff.): Disci zijn ronde stenen, die de oefenaars met de hand grijpen en ver weg wierpen: maar als deze van ijzer is, wordt ze SOLOS genoemd. En wederom is elders dit de taal van Eustathius (Euftathius ad Hom. Odyff.): De DISCUS is of van ijzer, zoals die in de Ilias SOLOS wordt genoemd: of van hout, misschien ook van koper, en soms van steen. Vandaar is de DISCUS een doorboorde steen, met in het midden een touwtje, die de spelers strijdend van zich wierpen. Daarom wordt het ding ook DISCUS (dat is, werping) genoemd. Een dergelijke beschrijving van de DISCUS en zijn zuster SOLOS, maakt ook Ammonius (Ammonius in libr. de Different. &. Simil. Vocal.), zeggende: DISKOS en SOLOS verschillen.
Boek - pag. 304
Want de DISKOS is een doorboorde steen, zoals Tryphon zegt in het 5e boek over het Hellenisme. Maar SOLOS is een koperen ding, geheel geklopt. enzovoort. Hoewel Eustathius ons nog (Euftathius ad Illiad.) een ander onderscheid tussen de DISKOS en SOLOS aanwijst, zeggende: de DISKOS is breed en holvormig, maar de SOLOS ronder en kogelachtig. Toch worden de DISKOS en SOLOS niet altijd zo nauw onderscheiden, maar meestal wordt het een en het ander, en al wat er van die soort meer is, onder het ene woord DISKOS begrepen, omdat dit beide kan betekenen, te weten, zowel wat bolvormig is, als wat schijfvormig rond is, aangezien beide goed geworpen kunnen worden, wat voldoet aan de herkomst en betekenis van het woord.
§. III.
Naar onze mening was de DISKOS over het algemeen, of het nu van steen, hout, ijzer of koper was gemaakt, weliswaar in de omtrek van de kanten cirkelrond, maar verder meestal van een tweeledige gestalte, te weten: of als een LENTICULA, dat is, een vat dat op een linze lijkt, zijnde van een gedrongen rondheid, zoals Casaubonus opmerkt (Cafaubonus ad Athen. lib. 10. cap. 2.), aan de ene kant enigszins bolrond uitlopend, maar aan de andere kant plat en met een gekloofde holte ingebogen, bijna net als de benen boontjes waarmee gespeeld wordt, of als je liever wilt, koffiebonen, als ze in de omtrek rond waren. Dezelfde vorm wordt bijna ook gevonden in een schotel, die weliswaar rond in de rand is en van boven plat, maar van onderen enigszins rond uitloopt: vandaar dat de Latijnen een schotel ook DISCUM noemen. Zie maar bij Apulejus (Apulejus Metam. lib. 2.). In deze gedaante heeft Solon haar bij Lucianus opgemerkt, als hebbende de vorm van (Lucianus in Anach.) een klein, rond schild, dat met een verhevenheid naar
Boek - pag. 305
de buitenzijde uitloopt, zoals wij weten. En zulk een vorm had misschien ook de DISCUS van IPHITUS, waarop de erekronen plachten te liggen, en die dienden om de wapenstilstand aan te kondigen, zoals op zijn plaats uit Pausanias gezegd is. De uitlopende ronding stelt Mercurialis op drie of vier vingers, en hij oordeelt dat deze nuttig was om het neervallende werptuig voor breken te behoeden. Of als een platte schijf, in de omtrek wel rond, maar aan beide zijden plat: zoals het duidelijk is, dat zulk een ronde en platte, of tenminste plat-lijkende schijf wel een DISCUS genoemd wordt. Vandaar de spreekwijze DISCUS SOLIS, DISCUS LUNAE, enzovoort, de zonneschijf, de maneschijf, evenals ook de ronde tafelborden DISCI genoemd zijn geworden, die plat-ronde schijven zijn, en zij die ze droegen hadden de naam van DISKOPHOROI, bordendragers, of ook wel schoteldragers, want die betekenissen worden door elkaar gebruikt. Zie hier wederom wat Mercurialis heeft aangetekend. Maar dat zeker ook het woord DISCOS een ronde plaat, platte schijf betekent heeft, blijkt zelfs daaruit, dat het woord naar het Duits is overgeslagen, om de plaat van de tafel (die ook bij de ouden rond placht te zijn, of rondachtig), en voorts de tafel aan te duiden, want die wordt bij hen de Disch, alsof men de DISCUS zei, genoemd.
§. IV.
De vorm nu van de linsvormige of schildachtige schijven, alsmede ook de platte, toont ons wederom de geleerde Mercurialis, zowel uit het paleis van de Groothertog van Toscane gehaald, als elders, en waardig om bij hem gezien te worden. Zie pag. 169, 170, en dan 167.
Boek - pag. 306
§. V.
De twee eerste figuren, te weten de man met de stomp, en arm, vertonen ons de linsvormige of schild-gelijkende, maar de laatste (te weten verschillende, te weten vier mannen uitbeeldende, zijnde genomen uit de penningen van Keizer AURELIUS, te Apollonia in Illyris geslagen) de platte schijven, zijnde de laatstgenoemde platte schijven ook zichtbaar met doorboorde gaten voorzien, door welke het touwtje gestoken moest worden, buiten twijfel, waarvan ons boven de scholiast van Homerus bericht deed. Ook staan er doelen, waarop zij moesten mikken. Echter, die mannen schijnen ons op een speelse manier, en tot tijdverdrijf, of om zich een weinig te oefenen, de schijven op en neer te werpen, want zij zijn gekleed, en de schijven zijn zonder hun banden, door de gaten.
§. VI.
De schijven nu, zowel van steen, als van ijzer of koper, waren zeer zwaar: hierom werd zo een doorgaans een zware steen genoemd. Ja, Pindarus (Pindarus Ifthm. Od. 1.) werd geacht deze bijna met rotsen vergeleken te hebben, als hij aldus galmt:
Zoals met hun hand
De werpers van de stijve
Speer, en van steen-rots-schijven
Uitzenden over het land.
En soms werd hun zwaarte nog boven gewoonte vermeerderd: daarvan geeft Homerus getuigenis (Homerus Odyff.), als hij van eenen spreekt, die greep
Boek - pag. 307
een grotere en dikkere schijf. Ja, om de zwaarte te kennen te geven, noemden de Latijnse dichters de schijf pondus en pondera, gewichten, zwaarten. Dit is te zien bij Martialis, Propertius, Ovidius: waarvan de eerste aldus spreekt (Martialis lib. 14. Epigr. 162.):
Splendida cum volitent Spartani pondera Disci,
Este procul pueri : fit semel ille nocens.
Dat is:
Wanneer de zwaarten van de Spartaanse Discus vliegen,
Blijf verre, jongens: bedenk dat hij eenmaal bedroog.
De ander aldus (Propertius lib. 3. eleg. 13.):
Missile nunc Disci pondus in orbe rotat.
Dat is:
Nu werpt hij het gewicht van de schijf in het rond.
De derde op deze manier (Ovidius Metam. lib. 10. vs. 178--181.):
Quem prius aëreas libratum Phoebus in auras
Misit, & oppositas disjecit pondere nubes.
Decidit in solidam longo post tempore terram
Pondus, & exhibuit junctam cum viribus artem.
Hoe Vondel dit weergeeft, is boven in §. I. gezien: echter zullen wij het eens opnieuw vertolken, om het woord pondere en pondus, gewicht, waar het hier op aankomt, nader te komen. Het luidt dan naar onze dichtkunst aldus:
Welk Phoebus bars en fel trillend naar boven drijft,
En door het zwaar gewicht het zwerk der wolken klieft.
Het gewicht ploft vrij ver vandaan op vaste aarde,
En toont wat kracht vermag met wetenschap gepaard.
§. VII.
De schijfwerpers werden ook ontkleed en gezalfd, en
Boek - pag. 308
wierpen zo naakt de schijven heen. Dit verbeeldt ons wederom Ovidius in de personen van PHOEBUS en HYACINTHUS (Ovidius loc. cit. vs. 176. 177.), van welke twee, nu overeengekomen om tegen elkaar met de schijf te werpen, hij zegt:
Corpora veste levant, & succo pinguis olivae
Splendescunt, laetique ineunt certamina disci.
Vondel:
Deze twee gaan moedig heen
Aan de ene zijde op het veld zich moedernaakt ontkleden,
En elk hun lichaam met olijfsap glad bestrijken,
Om zich te sterken, en in het werpen niet te wijken.
Kracht moesten ze hebben, om zulk een zwaarte voort te drijven, als zij heen wierpen, hetwelk geschiedde door de hand eerst tot de borst te brengen, en dan weer uitwaarts te strekken, en in het rond te zwaaien, zodat na enige omwentelingen de schijf daarheen door de lucht snorde, naar het verhaal van Mercurialis (Mercurialis loc. cit.). Ook moesten ze vernuft en kunst gebruiken, te weten, om de worp recht te sturen, en de schijf op de behoorlijke plaats, niet te kort, niet te ver, maar binnen bepaalde maten of strepen te laten neervallen, hoewel anders ook wel degene die hoger en verder werpen kon, met de overwinning strijken ging: waarop Horatius (Horatius lib. 1. od. 8.) doelt, zeggende:
saepeque Disco,
Saepe trans finem jaculo nobilis expedito.
Dat is:
Die hoog vermaard,
Door dikwijls schijf, dikwijls speer onvervaard te werpen,
Zelfs verder dan de meet.
Boek - pag. 309
Tot het hele werk der werping, en in het bijzonder tot de besturing, schijnt ook het touw of de lijn (waarvan boven gesproken) gediend te hebben, dat om de hand of arm vastgemaakt met het andere einde in de schijf geknoopt was, en zo de zwaai en vlucht hielp besturen. Degenen nu die kunst en wetenschap niet bij hun krachten wisten te paren, werden om de averechtse vlucht en val van hun schijf uitgelachen door de toeschouwers, brachten ook wel een of ander van dezen onverhoeds beschadiging en dood toe, zoals sommigen denken dat PHOEBUS op die wijze de dood van HYACINTHUS veroorzaakt heeft, hoewel Ovidius, zoals boven bleek, een andere reden geeft. En zij die zo mistasten, hadden bij de bespotting nog het verlies en het missen van de prijs tot hun loon.
§. VIII.
De prijzen echter van de overwinnende schijfwerpers, evenals van de speerwerpers en springers, en zij die dergelijke spelen beoefenen, die de lichtere genoemd worden, in tegenstelling tot de zwaardere, te weten het vuistgevecht, enzovoort, waren doorgaans geringere dingen, die (Paschalius de Coron. lib. 6. cap. 24.) maar in het algemeen uitgedrukt werden met deze of dergelijke benamingen, zege-gaven, prijzen, enzovoort. Zie Paschalius.
§. IX.
Met het werpen van de schijf was een ander spel verwant, te weten dat met de speer: want wij hebben in de getuigenissen van de oudere dichters, die voortgebracht zijn, gemerkt, dat zij bij het gewagen van de schijf ook doorgaans melding van de speer maken. Ja, ook is de speerworp van Pindarus voor een vijfde van de Olympische Spelen gehouden, zoals in het voorgaande hoofdstuk § 2 gezegd is. Van deze schrijft Mercurialis zodanig (Mercurialis lib. 2. cap. 13.), dat hij ze in tweeën
Boek - pag. 310
splitst, te weten in pijlschieten en speerwerpen. Het eerste geschiedde op drie manieren, te weten, of met hulp van een band, een lijn, die de Latijnen AMENTUM noemen, zoals ook bij de schijf plaatsvond: en op zulk een band doelt Silius (Silius Italicus lib. 14.):
hasta juvatur amento.
De pijl wordt door de band bestuurd.
Of door middel van een boog, of eindelijk van een Balista, een schietwerktuig, dat pijlen uitwierp. De strijders werden pijl-werpers of boogschutters genoemd: want een pijl heette toxon en het vergif toxicon, omdat namelijk buiten het spel, in vijandelijke strijd, de pijlen wel met vergif bestreken werden, om altijd een dodelijke wond te maken. Maar het speerwerpen geschiedde zonder die middelen, en bestond in het werpen van dikkere werpspiesen, roeden, stukken, splinters, enzovoort. De overwinning was soms voor degene die het dichtst bij het doel werpen, of het raken kon, soms voor die, die over de streep heen en het verst smijten kon: hetwelk laatste wederom uit het versje van Horatius, zo terstond gemeld, blijkt:
saepe Disco,
Saepe trans finem jaculo nobilis expedito.
Dat is:
die hoog vermaard,
Door dikwijls schijf, dikwijls speer onvervaard te werpen,
Zelfs verder dan de meet.
Met dit spel wordt ook ACHILLES gezegd de Myrmidonische soldaten, gedurende de onenigheid tussen hem en AGAMEMNON zowel als met de schijfworp, bezig gehouden te hebben: en geen wonder, daar die
Boek - pag. 311
oefening zo dienstig was voor de oorlog, naar de gelegenheid van die tijd, toen men met pijlen en spiesen schoot. Vandaar wilde Plato (Plato lib. 8. de leg.) mannen en vrouwen bijzonder in deze kunst geoefend hebben. Zeer vermaard waren enige van de oude helden in deze kunst, naar het getuigenis van de dichters: maar in het bijzonder HERCULES, die het paard-mens NESSUS van verre trof, het vliegende hert en de gruwzame Harpijen doorschoot, zoals Seneca verhaalt (Seneca in Herc.). Maar ook zijn er onder de latere geweest, die goed wisten te treffen: onder dezen blonken uit DOMITIANUS, die in zijn afgezonderd leven te Alba honderd wilde beesten op die wijze raakte en doodde. Zie Suetonius (Suetonius in Domit. cap. 19.). En COMMODUS, van wien Herodianus verhaalt, dat hij zulk een zekere hand (Herodianus lib. 1. cap. 47.) had, dat men de speer of pijl trof, waarop hij maar met zijn oog mikte. Maar zie over dit bedrijf breder bij Mercurialis op de gemelde plaats, en anderen.
§. X.
Maar zeer dicht bij de schijfworp kwam ook de worp met de slinger, die de Feniciërs zouden hebben uitgevonden, naar het zeggen van Plinius (Plinius hift. nat. lib. 7. cap. 56.). Dat deden zij, denkt Mercurialis (Mercuri- lib. 2. cap. 12.), om twee redenen: te weten, om door de hardheid van de stenen hun eigen handen niet te bezeren, en om veel verder te werpen. De slinger was gemaakt van linnen, of van dierenhaar (als hiertoe het meest geschikt) en hiermee wierp de slingeraar, zijn arm om het hoofd slingerend, grote stenen, zegt Vegetius (Vegetius de re milit. lib. 3. cap. 14.), ook wel glandes, eikels, dat is, stukken lood, gevormd naar de gedaante van eikels, zoals Nonius zegt (Nonius Marcellinus cap. 18.). In het bijzonder hebben in de slingerkunst zeer roemruchtig uitgeblonken die van de eilanden Majorca en Minorca, die ook daarom BALEARES, slingerwerpers, van werpen, of van Baal Jaro, meester in het werpen, geheten zijn. En vandaar zo menigmaal de vermelding van de Balearische slinger. Virgilius (Virgilius Georg. lib. 1. vs. 309.):
Boek - pag. 312
Stupea torquentem Balearis verbera fundae.
Dat is, volgens Vondel:
Treft dassen met de steen en Spaanse slingerworp.
En Ovidius (Ovidius Metam lib. 2. vs. 728.):
Non secus exarsit, quam cum Balearica plumbum
Funda jacit : volat illud, & incandescit eundo.
Vondel heeft dit:
--- brandde om dit morgenlicht,
Gelijk een gloeiend lood, ter slinger uitgedreven
Van eenen Baleaar, ontstoken onder het zweven,
Voordien kil en koud.
Ook doelen hierop andere dichters, zoals namelijk Statius (Statius Theb. lib. 10. v. 852.), Silius (Silius lib. 7. vs. 297.), Lucanus (Lucanus Pharf. lib. 1. vs. 229.), enzovoort. Maar dat deze eilanders zo uitblonken in de slingerkunst, kwam door oorzaken, die ons behalve anderen Florus met deze woorden bekendmaakt (Florus lib. 3. cap. 8.): Tribus quisque praeliatur. Certos esse quis miretur ictus, quum haec sola genti arma sint, id unum ab infantia studium ? cibum puer à matre non accipit, nisi quem ipsa monstrante percussit. Dat is: Ieder strijdt met drie slingers. Wie verwondert zich, dat ze zeker treffen, daar dit alleen de wapens der natie zijn: dat de enige oefening van de jeugd af aan is? De jongen krijgt geen spijs van de moeder, dan die, welke hij op haar aanwijzen getroffen heeft (Vegetius. lib. 1. cap. 16.); te weten, zij legde het ontbijt op een paal of verhoging, dus moest hij, wilde hij het eten, het eraf slingeren, zoals Lycophron en Diodorus Siculus getuigen (Lycophron. en Diod. Siculus lib. 6.). Maar dewijl de slinger, en de slingeraars die Funditores genoemd worden, meestal in de krijg vanouds gezien werden, en zelden in de spelen, zo zal het niet nodig zijn hierover breder te handelen. Wie meer begeert, ga tot Jacobus Lydius, en Vegetius, wiens geleerde uitlegger Stewechius ons een wezenlijke Balearische slingeraar voor ogen stelt lib. 1. cap. 16 (J. Lydius Synt. Sacr. de re milit. lib. 3. cap. 9.).
Boek - pag. 313
§. XI.
Tot slot: Bij het werpspel met de schijf wordt ook door Mercurialis een werpspel met Halteres, springgewichten, gevoegd (Mercurialis lib. 2. cap. 12.), waarmee zij ook sprongen, zoals voorheen is gezien. Zodat de springgewichten een dubbel gebruik hadden, te weten, of zij werden als gewichten in de handen gehouden om te springen, of zij werden, bij wijze van een werpspel, uit de handen geworpen. Oribasius heeft een heel hoofdstuk, over de springgewicht-worp geschreven (Oribafus), waarin Antyllus dit spel aldus verklaart: enz.
Dat is: Echter is er verschil onder de springgewichten zelf, want of zij worden geworpen met uitgestrekte en naar zich toe gebogen handen, of zij worden in de uitstrekking van de handen, die rusten, en meestal met een korte beweging geroerd worden, vastgehouden. Degenen nu, die geoefend werden, gingen niet anders dan vuistvechters, en klopten ze tegen elkaar; of degenen die zich oefenden, bogen zich na het opgaan van de rug naar elkaar toe. Hier wijst Antyllus ons dan een derde gebruik van de springgewichten aan: want waar ze gewichten waren om te springen, en werptuigen, die op en heen gesmeten werden, zo maakt hij ze ook nog tot handgereedschappen, om te slaan. Van de gedaante van de springgewichten is tevoren iets gesproken, maar het zal nodig zijn op deze plaats dat wat omstandiger te doen, en wel in het bijzonder met het verhaal, dat Pausanias ervan geeft (Paufanias lib. 5. circa finem.). enz. Dat is: Deze springgewichten nu hebben de gedaante van langwerpige rollen: maar in het midden komen ze niet tot een gelijke rondte. Maar zo is hun vorm, dat er de vingers der handen in gestoken worden als door de handgreep van een schild. Ondertussen is de vorm van de springgewichten en springgewicht-dragers (om met Mercurialis te spreken)
Boek - pag. 314
dat is, spelers met de springgewichten, te weten, vooral zoals zij staan, niet om te springen, maar meest om te kloppen, af te leiden uit de afbeelding van Pyrrhus Ligorius, bij Mercurialis te vinden op p. 173.