Boek - pag. 37
VIERDE HOOFDSTUK.
Olympische Spelen nagebootst in Athene en op andere plaatsen in Griekenland. Ook bij de Buitenlanders, zoals in Sicilië, Azië, Syrië, Egypte, het Joodse Land, en voornamelijk in Rome, waar men ze zelfs prachtiger vierde. Daarop zien ook Paulus en andere heilige Schrijvers.
§ I.
Toch heeft het grote aanzien en de bijna grenzeloze luister van de Olympische Spelen ervoor gezorgd dat ze zijn nagebootst. Het is waar, Photius geeft deze volgorde van de Griekse spelen, namelijk dat eerst de Panatheense Spelen (spelen ter ere van MINERVA, die onder ERICHTONIUS begonnen) zouden zijn ingesteld (Photius in Bibliotheca p. 15); daarna de Eleusinische Feesten (ter ere van CERES onder PANDION II.); daarna de Isthmische Spelen (ter ere van MELICERTA, door THESEUS); daarna de Olympische Spelen van HERCULES; daarna de Nemeïsche, nadat ARCHEMORUS was gestorven; en ten slotte de Pythische na de verwoesting van CYRRHA. Er zijn er daarentegen ook die de Pythische, hier op de laatste plaats gezet, als de alleroudste beschouwen, en deze dateren in de tijd van JOZUA (Edm. Dickinfon Delph. Phaeniz. cap. 6). Maar laten al deze dan niet zijn ingesteld in navolging van de Olympische, hoewel sommigen, zoals we hierboven zeiden, wilden dat THESEUS de Isthmische had laten instellen in navolging van HERCULES bij het instellen van de
Boek - pag. 38
Olympische, zo blijft het echter zeker dat vele andere als nabootsingen van de Olympische moeten worden beschouwd.
§ II.
Immers werden er in Athene (laten we bij die vermaarde stad, moeder der geleerdheid, beginnen) (Pindari Scholiast. ad Od. 7) naast de Panatheense en Herculische spelen, spelen ter ere van Minerva en Hercules, ook de Olympische, dat is, in navolging van de Olympische, gevierd. Zo vermeldt ook een oud opschrift bij Jos. Scaliger Olympische spelen na de Panatheense (Scaliger de Emend. Temp. lib. 5): en Hesychius, de Olympische, een wedstrijdspel bij de Atheners (Hefychius in voce), (Scaliger loc. cit.). Duidelijk spreekt hierover ook Thucydides (Thucydides de Bell. Pelop. l. 1.), zeggende: er zijn ook Olympische Spelen in Macedonië, en in Athene. Zo spreekt ook de Scholiast van Pindarus over Olympische Spelen in Athene (Scoliastes ad Pind. od. 9). Over deze zaak kan meer bij Meursius gelezen worden (Meurfius Graec. Feriat. lib. 5. p. 216). En dat er vermeld is dat ze ook in Macedonië gevierd werden, wordt versterkt door dit getuigenis van de Scholiast van Demosthenes: (Demoft. Orat.) Archelaus heeft als eerste de Olympische Spelen in Dio in Macedonië ingesteld. Ook werden er Olympische Spelen gehouden in DELUS, SMYRNA, en verscheidene andere plaatsen meer: ja, door heel Griekenland en alle Griekse gewesten: zoals ook te zien is aan alle loopbanen, oefenscholen en worstelperken, die mettertijd in bijna alle steden te vinden waren; zoals bij Petrus Faber en anderen gezien kan worden (Faber Agonift. lib. 3. cap. 26. 27. 28.). Toch werden al deze, omdat ze slechts nabootsingen waren, enkel als kleine Olympische Spelen beschouwd, in tegenstelling tot de echte, die bij PISA gevierd werden en de titel van grote Olympische Spelen bij Lucianus dragen (Lucian. in Harmonide).
Boek - pag. 39
§ III.
Maar zij werden ook nagebootst in niet-Griekse en buitenlandse streken (Hofmanni Lexunir. in voce Olympia), te weten niet alleen in SICILIË, maar ook in AZIË, in EGYPTE, in SYRIË, en elders. ALEXANDER de GROTE en zijn Macedoniërs, die de Griekse spelen gewend waren, schijnen ze naar AZIË, SYRIË en EGYPTE te hebben overgebracht. Daarom lezen we bij Strabo dat ALEXANDER na de onderwerping van de Perzen een zeer beleefde brief aan de Ilienzers geschreven heeft, waarin Hij belooft hun stad te zullen verfraaien, een prachtige tempel te bouwen en een heilig wedstrijdspel in te stellen (Strabo lib. 13. p. m. 260). Met betrekking hiertoe zegt Paschalius: er waren ook in ALEXANDRIË (namelijk het Trojaanse ALEXANDRIË) spelen die door heel Ionië gevierd werden; misschien dezelfde, of naar hun voorbeeld ingesteld, waarover Alexander, nadat hij de Perzen had overwonnen, een zeer beleefd geschreven brief aan de Ilienzers heeft gezonden, waarin Hij naast andere dingen belooft, dat Hij aldaar een heilig wedstrijdspel zou inrichten (Pafchalius de Coron. l. 6. c. 30.). Ook waren er nageaapte Olympische Spelen in ALEXANDRIË in Egypte, waar een renbaan was, in navolging van de Olympische, zoals Paschalius spreekt, die ter bewijs van zijn zeggen Strabo in de kantlijn plaatst (Pafchalius Cor. lib. 6. cap. 30.), (Strabo lib. 17.). In TYRUS werden ook vijfjarige wedstrijdspelen gehouden, waar ten minste een ANTIOCHUS EPIPHANES aanwezig is geweest (2 Macc. 4: 18), naar het verhaal van de Schrijver der Makkabeeën.
§ IV.
Omtrent die tijd zijn ze ook overgewaaid naar het JOODSE LAND: want toen die onheilige (die liever een heiden dan een Jood wilde zijn, en daarom liever JASON dan JEZUS wilde heten) (2 Macc. 4: 7-12) naar het Hogepriesterschap dong, beloofde hij de genoemde ANTIOCHUS niet alleen 360 talenten zilver te geven, en nog 80 talenten van elders,
Boek - pag. 40
maar hij beloofde Hem bovendien nog 150 talenten te zullen toezenden, indien Hij hem de macht wilde vergunnen om een sportschool en een bordeel van jongens (zo verklaren wij het woord met P. Faber) op te richten, en de burgers van JERUZALEM in te schrijven als burgers van ANTIOCHIË: wat hem graag werd toegestaan; en daarop heeft hij de sportschool gebouwd in JERUZALEM, zoals het eerste boek der Makkabeeën getuigt (1 Macc. I: 14. 15.), en dat nog wel dicht bij de burcht zelf (zeggen de Onzen) of bovenstad, zoals het tweede zegt: en dat nog zo dicht bij de tempel, dat daardoor (tenminste door de badhuizen die erbij waren) het aanzien en de omvang van de tempel schade geleden heeft (P. Faber Agon. l. 3. cap. 28.): en daarna is het wedstrijdspel aldaar in het bijzijn van ANTIOCHUS gevierd, zoals Josephus in zijn boekje van de Makkabeeën getuigt (Jofephus). Maar naderhand heeft ook koning HERODES de GROTE, om zich beter in de gunst van AUGUSTUS en de Romeinse groten te nestelen, de sportscholen en de wedstrijdspelen in JUDEA ingevoerd. Josephus stelt de wedstrijdspelen onder de dingen die Herodes tegen de voorvaderlijke zeden in Judea heeft ingevoerd, zegt de vermaarde Grotius (H. Grotius ad 2 Macc. 4. 9.). Echter, bij Josephus, Joodse Oudheden 15, hoofdstuk 11, vind ik hiervan een brede beschrijving (Jofephus Ant. Jud. lib. 15. cap. 11.), namelijk hoe HERODES, nadat hij HYRCANUS met zijn aanhang had uitgeroeid, meer en meer is afgeweken van de vaderlijke zeden, en dat hij door de buitenlandse, dat is heidense, gebruiken de onschendbare instellingen van de ouden heeft proberen te bederven, en dat hij daarmee een begin heeft gemaakt met de invoering van de wedstrijdspelen. Zo spreekt de Joodse geschiedschrijver in onze taal: en vooreerst heeft
Boek - pag. 41
hij de wedstrijdspelen elke vijf jaar ingesteld ter ere van de Keizer, en heeft hij in Jeruzalem een schouwburg gebouwd, en op de vlakte een ronde schouwburg, beide kostbaar, maar vreemd aan de zeden der Joden, bij wie geen gebruik van deze dingen, noch pracht van schouwspelen plaatsheeft. Hij echter heeft gewild dat de viering ervan met de grootste praal zou geschieden, en heeft er aankondigingen van laten doen aan de omliggende en verre volkeren, en grote prijzen voorgesteld, waardoor er een grote toeloop was uit alle hoeken van allerlei wedstrijdspel-vechters, en allen die geoefend waren in de kunst zijn er naartoe gestroomd. Want zij werden uitgenodigd door grote prijzen, niet alleen degenen die de wedstrijdspelen beoefenen, maar ook de beroemdste muzikanten, en die Thymelici genoemd werden: alsmede de wagenmenners met vier en drie paarden, en zij die van paard op paard springend de loop voortzetten. Alles door de grootste ijver des Konings, opdat er niets zou ontbreken dat hier opzien kon baren. De schouwburg zelf was aan alle zijden versierd met de titels van de Keizer en triomftekenen, schitterend van goud en zilver. En wat het gereedschap en de uitrusting betreft, het ontbrak er in deze spelen ook niet aan kostbare tapijten, noch aan zeldzame edelstenen. Men had ook vele wilde beesten, leeuwen en andere, die vanwege hun sterkte of een of ander wonder der natuur aanzienlijk waren, bijeengebracht: dewelke nu onderling, dan met veroordeelde mensen vochten, enzovoort. In het vervolg verhaalt hij dat dezelfde HERODES van STRATON'S TOREN ter ere van AUGUSTUS de stad CAESAREA bouwende, ook aldaar een schouwburg en een ronde schouwburg aan de zuidzijde van de haven, die hij, de natuur geweld aandoende, voor de stad vervaardigde, heeft ingericht, en toen hij klaar was, wedstrijdspelen heeft ingesteld (Jofephus Antiq. Jud. lib. 15. cap. 13.): die ter inwijding, zowel van de stad als van de spelen zelf, voor de eerste maal op de 192ste Olympiade op het prachtigst zouden zijn gevierd. Dus
Boek - pag. 42
spreekt Josephus hierover: (Antiq. Judaic. l. 16. c. 9.) omtrent die tijd werd Caesarea voltooid in het tiende jaar nadat men was begonnen met bouwen, in het achtentwintigste jaar van zijn regering, op de 192ste Olympiade. Bij de inwijding was er een grote praal, en er zijn zeer kostbare toebereidselen gemaakt: want er zijn voor de wedstrijden de beroemdste muzikanten en wedstrijdspelers van de oefenspelen ontboden: en daarenboven een grote vergadering en aantal vechters en wilde dieren, en alles wat van die soort in waarde is, zowel in Rome als bij andere volkeren. Dit wedstrijdspel is ook opgedragen aan de Keizer, en zou elke vijf jaar herhaald worden, enzovoort. Hierover handelt hij ook in zijn boeken van de Joodse Oorlogen (De Bell Judaic. l. 1. c. 16.), waar hij ook vermeldt hoe die grootmoedige, doch onheilige, koning ook buitenlandse steden van baden en schouwburgen heeft voorzien, te weten TRIPOLIS, DAMASCUS, PTOLEMAIS, BYBLUS, SIDON, enzovoort. Bovenal, hoe hij ter verering niet alleen van ACHAJA, maar van de gehele wereld, het echte Olympische spel (dat, zoals we hierboven zeiden, het grote genoemd wordt) heeft verheerlijkt en begiftigd met jaarlijkse inkomsten, opdat het niet zou verdwijnen, terwijl de Grieken onmachtig waren geworden om de kosten te dragen. Zo heeft ook naderhand HERODES AGRIPPA in BERYTHUS (alwaar HERODES de GROTE (Jofephus Antiq. Jud. l. 19. c. 7.) trotse galerijen en tempels had gesticht) (Faber l. 1. c. 29. & lib. 2. cap. 29.) een schouwburg en ronde schouwburg gesticht, voorzien van baden en dergelijke, en er zowel de spelen als de wedstrijdspelen met groot opzien laten vieren. Daarna heeft hij zich begeven naar het zojuist genoemde CAESAREA, om aldaar voor het welvaren van de Keizer de wedstrijdspelen te vernieuwen. Hij kwam uitgedost met een schitterende glans van zijn klederen, zodat het volk erover verbaasd en verwonderd was, ofwel door zijn vooropgezet plan en door middel van pluimstrijkers hem voor een God uitriep (Jofephus loc. cit.); hetwelk
Boek - pag. 43
hij niet verhinderde, aangezien hij het graag had, waarop de goddelijke rechtvaardigheid hem terstond gestraft heeft, zoals ook de heilige Lucas getuigt (Hand. 12: 21.-23.).
§ V.
Maar bovenmate zijn de Olympische Spelen nageijverd door de heldhaftige ROMEINEN: Zij die hun goden, wetten, kunsten en duizend dingen meer uit Griekenland haalden, zouden die wereldberoemde spelen onnagevolgd laten? Want behalve dat Vergilius (Virgil. AEnid. l. 5 vs. 64. & c.) reeds de voorvader van ROMULUS, AENEAS, tijdens zijn omzwervingen naar ITALIË dergelijke spelen laat vieren; zoals hij de Grieken, volgens Homerus' zeggen, nu en dan ter navolging en onderhouding van hun vaderlandse gebruiken, zowel elders als in OLYMPIA (want het lijdt bij mij geen twijfel dat Homerus, door zijn Griekse helden voor Troje spelend in te voeren, heeft gezinspeeld op de Olympische Spelen) voor Troje had zien spelen, of er tenminste van had gehoord. Zo verhalen ook Livius (Livius lib. 1. c. 9.), Florus (Florus lib. 1. c. 1.), en Dionysius van Halicarnassus (Dion. Halicam. lib. 3.) dat ROMULUS na de stichting van de stad loopspelen met wagenspannen ter ere van CONSUS, dat is NEPTUNUS, heeft ingesteld, met het doel om zo de dochters van de omliggende volkeren, die hun huwelijk hadden afgeslagen, te verschalken. Dit was zonder twijfel ter navolging van de Olympische Spelen, die kort daarvoor een nieuwe luister hadden gekregen: want ROME wordt gezegd gebouwd te zijn in het eerste jaar van de zevende OLYMPIADE of Olymp-tijd (Jofeph. Scaliger de emend. temp. l. 5.), te rekenen namelijk na de overwinning van CORAEBUS, toen de spelen bestendig en bovenmate heerlijk werden: daarom was het geen wonder dat ROMULUS die beruchte spelen navolgde (Marsham Can. Chron. p. 499….). Daarna wordt gezegd dat ROME's zesde koning TARQUINIUS PRISCUS een machtige schouwburg of renbaan is beginnen te bouwen, drie stadiën lang, vier
Boek - pag. 44
maten lands breed, te weten in de vlakte tussen de twee heuvels PALATINUS en AVENTINUS: het gebouw was naar het oosten ovaalvormig opgemetseld, maar naar het westen vierkant (hoewel anderen zeggen dat de eerste vaste schouwburg door POMPEJUS de GROTE gesticht is. Zie bij Donatus (Donatus Rom. antiq. l. 3. c. 8.)). Volgende koningen en burgemeesters hebben er de zitbanken en het dak aan toegevoegd (Dion. Halic. loc. cit.). Hieruit is te zien dat zowel PRISCUS als de navolgende koningen en burgemeesters de spelen (die toch een navolging van de Griekse en in het bijzonder van de Olympische waren) plechtig hebben gevierd. Genoemde schouwburg werd CIRCUS MAXIMUS genoemd, en de spelen CIRCENSES: wat sommigen uitleggen als een samentrekking van CIRCUM ENSES, dat is, rondom de degens (Servius ad Virgil.), (J. Oudaan Roomfe. Mog. pag. 379.), alsof opgestoken degens voor de bouw van de schouwburgen geplaatst waren in plaats van keerpalen, waaromheen de loop al zwaaiend moest geschieden. Waarvan de jezuïet Cantelius aldus spreekt: toen de Romeinse staat nog niet volgroeid was, werden de spelen eerst op het Tibereiland gevierd: als keerpaal dienden degens aan de ene zijde, en aan de andere zijde de Tiber (Jofeph. Cantelius pag. 426.). Als het zo is gegaan, moet het geweest zijn voordat TARQUINIUS de machtige schouwburg had ingericht. Anderen leiden de oorsprong van het woord CIRCENSES af van CIRCE, dochter van de Zon, alsof ze aan de Zon gewijd waren: waarvan niet veel verschilt dat sommigen zeggen dat ze, gewijd aan APOLLO, dat is de Zon, CIRCENSES genoemd zouden zijn van CIRCUS, omloop, met het oog op de omloop van de Zon door de dierenriem. Maar anderen leiden het af van de plaats waar ze gevierd werden, te weten de CIRCUS MAXIMUS. Dit laatste
Boek - pag. 45
lijkt ons het meest aannemelijk. Maar om terug te keren tot het betoog dat de Olympische Spelen door de Romeinen zijn nagebootst: deze zaak blijkt zonneklaar, vooral uit de latere tijden. Hierom zegt Alexander ab Alexandro (Alex. ab Alex Gen. dier. lib. 5. cap. 8.) dat CATO gezegd wordt het beeld van die spelen naar ROME te hebben overgebracht, toen hij in de schouwburg spelen gaf en de overwinnaars geen goud, zoals voorheen, maar wilde olijfkransen aanbood. En SYLLA heeft ze niet alleen nagevolgd, maar de Grieken bijna geheel ontnomen, hun slechts de wedloop overlatend. Dit zou gebeurd zijn in de 175ste Olympiade, naar het zeggen van dezelfde Alexander. Daarna heeft AUGUSTUS (nadat hij ANTONIUS en CLEOPATRA bij ACTIUM in een zeegevecht had overwonnen) (Suetonius in vita Augufti c. 18.) tegenover die plaats ter gedachtenis aan de behaalde zege NICOPOLIS laten bouwen, en vijfjarige spelen ter ere van APOLLO ingesteld; hoewel Strabo zegt, vernieuwd en vermeerderd, wat Scaliger verkiest (Strabo lib. 5.), (Scalig. Emend. Temp. lib. 5.). Echter zijn dezelfde spelen ook in ROME gevierd geworden: waarom genoemde Scaliger uit Suetonius bewijst dat AUGUSTUS TIBERIUS aldaar heeft laten voorzitten over de LUDI ACTIACI, de Actische spelen en de Trojaanse CIRCENSES. Maar in het bijzonder heeft NERO zich ingezet om de Griekse spelen in ROME in gebruik, ja in volle bloei, te brengen. Vandaar zegt Scaliger: op de penning van NERO staat: DE VIJFJARIGE WEDSTRIJD INGESTELD (loc. cit.). Waarmee niets anders bedoeld moet worden dan datgene wat hij de naam NERONIANA, NERO'S SPELEN, heeft gegeven. Eusebius schrijft dat hij in die spelen met het citerspel de beste zou zijn geweest: want tegenover het vierde jaar van de 209de Olympiade schrijft hij: NERO, IN ROME MET DE CITER WEDSTRIJDEND, OVERWINT.
Boek - pag. 46
En verderop, tegenover het vierde jaar van de 210de Olympiade: NERO, IN ROME MET DE CITER-WEDSTRIJD WEDSTRIJDEND, OVERWINT ALLEN. Van deze spelen spreekt ook Tacitus, en wel zo dat ze ingesteld zijn ter navolging van de Grieken (Tacitus Annal l. 14. c. 20.), zeggende: Toen Nero voor de vierde maal consul was, met Cornelius Cossus als collega, werd het vijfjarige spel ingesteld naar de wijze van de Griekse wedstrijden; waarover verschillend gesproken werd, zoals doorgaans over nieuwe dingen. Want er waren er die zeiden dat ook Gnaeus Pompeius door de ouden beschuldigd was, omdat hij een vaste schouwburg was begonnen te stichten, enzovoort. Van een andere viering van deze spelen spreekt dezelfde auteur elders: en toevallig werd het vijfjarige spel voor de tweede maal gevierd (Lib. 16. cap. 2.): te weten in de tijd dat hij zich door CECELLUS BASSUS had laten misleiden om met eindeloze kosten DIDO's verborgen schatten, echter tevergeefs, op te zoeken. Al even duidelijk spreekt hierover Suetonius: Hij heeft ook als eerste van allen op de Griekse wijze een drieërlei vijfjarig wedstrijdspel, te weten een muzikaal (waarin hij, zoals hierboven getoond, tweemaal de prijs behaalde), een oefenspel, en een paardenrenspel in Rome ingesteld, en heeft het NERONIANA, de NERO'S SPELEN, genoemd (Suet. Tranq. in vita Neron. cap. 12.). Daarna, omstreeks de 711de Olympiade, heeft hij nog een ander spel ingevoerd, dat in het bijzonder diende ter navolging van de Pythische en Actische spelen; en heeft het ISTHMIA PYTHIA ACTIACA genoemd, en bevolen dat men hem de PYTHISCHE en ACTISCHE APOLLO zou noemen; zoals blijkt uit het getuigenis van Xiphilinus en enige van NERO's penningen. Ja, NERO, die zich niet kon verzadigen met het nabootsen van de Griekse spelen in Rome, reisde zelf naar Griekenland en nam daar aan alle wedstrijden deel (Suetonius in vita cap. 23.): echter niet zonder inbreuk op hun
Boek - pag. 47
regels, wetten en gewoonten: want het Olympische spel, dat gehouden moest worden, liet hij uitstellen tot zijn aankomst in het volgende jaar, zoals Philostratus en Eusebius getuigen, van wie de laatste zegt: de 211de Olympiade is niet gevierd, omdat Nero ze uitstelde tot zijn komst (Eufebius in Chron.). De eerste voegt eraan toe: alsof (de Eleërs) hem meer dan Jupiter te dienen hadden (Philoftratus). Daarenboven heeft hij bij de andere Olympische Spelen de muziekspelen gevoegd, die er niet bij hoorden, als te lichtzinnig voor zulke dappere oefeningen: en aangezien er noch een schouwburg noch een toneel op die plaats stond, maar slechts een door de natuur voorbereide renbaan en alles kaal was, naar het zeggen van Philostratus (Lucianus). Ook liet hij alle spelen naar dezelfde tijd en hetzelfde jaar verplaatsen, te weten de Olympische, Pythische, Isthmische, enzovoort, die anders in verschillende jaren gevierd werden, zelfs als sommige al gevierd waren, want ook die moesten herhaald worden, naar het zeggen van Suetonius. Nu, tot overwinnaar van de zangspelen verklaard, hetzij door hemzelf, hetzij door de omroeping van Cluvius Rufus (want Suetonius en Dio verschillen hierin), liet hij alle praalbeelden van de overwinnaars omverwerpen, met haken verscheuren en in riolen gooien: maar daarvoor vereerde hij de provincie met vrijheid, en de rechters met het Romeinse burgerrecht en een grote schat: en daarop teruggekeerd uit Griekenland, reed hij als een machtig overwinnaar met witte paarden door een deel van de stadsmuur, naar de gewoonte der Olympische overwinnaars, NEAPOLIS binnen: op gelijke wijze in ANTIUM, daarna in ALBANUM, en daarna in ROME, waar hij binnenreed met de wagen waarop AUGUSTUS eertijds getriomfeerd had, in een purperen kleed en een met gouden sterren
Boek - pag. 48
bestikte mantel, dragende op het hoofd de Olympische kroon, in de rechterhand de Pythische, en zo al voort: wat wij verder zouden verhalen, als wij niet overduidelijk zagen dat wij ons te lang bij het monster NERO, dat toch lelijk en afschuwelijk is, hebben opgehouden. Uit deze tot hiertoe vermelde voorbeelden, waar wij nog de CAPITOLIJNSE SPELEN aan zouden kunnen toevoegen (Seutonius in vita Domit cap. 4), de Capitool-wedstrijdspelen van DOMITIANUS, opgedragen aan JUPITER CAPITOLINUS, die voornamelijk bestonden uit zangspelen, dichtkunst, enzovoort, maar ook uit een hardloopwedstrijd, tenminste van jonge dochters: ook zouden wij er nog andere aan kunnen toevoegen (J. Scaliger de Em. Temp. lib. 5. p. 476….). Uit deze, herhaal ik, blijkt meer dan duidelijk genoeg hoe algemeen de Griekse, zowel de Olympische Spelen als de andere, onder de Romeinen geworden zijn: want alle CIRCENSES waren ervan afkomstig en beeldden ze uit, zoals vermeld is. En daarenboven deden dat in het bijzonder die welke openlijk gezegd werden op de Griekse wijze ingesteld en gehouden te zijn, waarover wij zojuist gesproken hebben.
§ VI.
Maar het is voorts opmerkelijk dat de Romeinen, bij het verheffen van hun monarchie tot de hoogste top van grootheid, de spelen niet alleen overvloediger, maar ook kostbaarder en prachtiger hebben gevierd dan de Grieken, zelfs in OLYMPIA, die destijds schatplichtig en kleinmoedig waren, konden doen: en dat dientengevolge nu niet zozeer de Olympische, als wel de in een Romeinse vorm gegoten spelen het model leverden, dat de volkeren kwamen overnemen, dat is, waarnaar zij de hunne vormden. Dat model kon nu alleen de CIRCUS MAXIMUS, dat is, de grote Circus (waarover hierboven gesproken), naast de andere schouwburgen en ronde schouwburgen, leveren: want aldaar was al de
Boek - pag. 49
uitrusting, de omvang, de soorten spelen, die men in OLYMPIA kon zien, te vinden, en zelfs meer: want daar was veel natuurlijk en zonder kunst, hier was alles kunstig; daar was het aantal spelen beperkt, hier onbeperkt, alle soorten ervan in zich bevattend; alles was hier groter en trotser dan daar, met als enige uitzondering dat aldaar de overwinning en de kronen van olijfbladeren oneindig geschat werden, die de ernstiger en strengere Romeinen wijselijk op een lagere prijs stelden, en de overwinning op volkeren en koninkrijken als hun kronen begeerden, en daarom lachten met een NERO en zijns gelijken, die op de bladerkronen en dergelijke kleinigheden trots en hoogmoedig waren.
§ VII.
Aangezien het Olympische spel nu naar ROME verhuisd was, tenminste de zaken ervan zich ook daar vertoonden, en het model van daar aan anderen gegeven werd; zo schijnt ons te volgen dat de schrijvers van die tijden, als zij hun spreekwijzen aan de Olympische Spelen ontlenen, zoals eindeloos gebeurt, niet altijd naar het eigenlijke Olympische veld en de eigenlijke Olympische Spelen, maar menigmaal naar de GROTE CIRCUS in Rome verwijzen: in het bijzonder wanneer zij zinspelen op dingen die niet in OLYMPIA, maar in de CIRCUS te vinden waren. Verder, als de heilige schrijvers van het Nieuwe Testament, in het bijzonder Paulus, de spelen ook verheerlijken door spreekwijzen te gebruiken die daaraan ontleend zijn: zo besluiten wij dat zij dat zo doen, dat zij niet altijd op de zuivere Olympische Spelen, maar menigmaal op de OLYMPISCH-ROMEINSE Spelen, als ik het zo mag zeggen, zoals de CIRCUS MAXIMUS (die ik hier als een voorbeeld uit alle dergelijke schouwburgen voorstel) die leverde en slechts als model aan andere naties diende, het oog hebben gehad: en dientengevolge dat wij bij het verklaren van de Olympische zaken, en
Boek - pag. 50
de apostolische spreekwijzen, om welke op te luisteren wij dit boek ondernomen hebben, die daarvan genomen zijn, ons onverschillig nu eens bij PISA en dan in ROME vrijelijk zullen mogen ophouden, of daar waar wij meer terecht zullen kunnen komen, en alles wat ons op de juiste weg ontmoet als Olympisch zullen beschouwen.