Boek - pag. 487
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Echte voordelen van de Olympische overwinnaars. Korte opsomming daarvan door Tertullianus. Het eerste, de bruidsschat of gift, die gering was. Verder gouden en koperen kronen. Ook openbare voorrechten. Vrijheid van alle burgerlijke en openbare lasten, enzovoort. Spijziging op kosten van het land of de stad in het prytaneum. Wat dit was en bij welke volken het werd gevonden. Hercules als wegbereider hiervoor. Wanneer deze spijziging plaatsvond. Ook werd een jaarlijks onderhoud in voedsel gegeven. Soms in geld. Bepaling hieromtrent gemaakt. Recht gegeven om geld te munten. Ook recht van vrije wijk. Vrijsteden. Uit hen werden dikwijls veldheren of vlootvoogden gekozen. Besluit.
§. I.
Tot nu toe hebben we gekeken naar verschillende eerbewijzen, die merendeels, en in het bijzonder het laatste, dwaas en ijdel zijn. Wat overblijft, is dat we nu de ware voordelen van de Olympische overwinnaars behandelen: voordelen die, hoewel ze ook maar aards zijn, echter bij degenen die juist oordelen de ijdele kroon en vluchtige eerbewijzen de meeste luister en achting moeten geven. (lib. 3. c. 7. §. 6.)
§. II.
't Is al gezegd dat Tertullianus deze voordelen bruidsschat, openbare voorrechten en burgerlijke pensioenen heeft genoemd, dat is, GESCHENK, OPENBARE VOORRECHTEN, BURGERLIJKE PENSIOENEN. (Tertullianus op de aangehaalde plaats)
Boek - pag. 488
Want wij menen dat onder deze [benamingen] van die geleerde Afrikaan alles begrepen wordt wat maar een voorrecht of voordeel van de Olympische overwinnaars genoemd mag worden. En daarom zullen wij bij deze gelegenheid, zo niet alle, dan tenminste verscheidene, zoals ze ons te binnen schieten, de liefhebber en lezer van deze zaken voor ogen stellen.
§. III.
Het eerste voordeel was dan bij de Grieken het zogenoemde geschenk of gave, bij de Latijnen bruidsschat, hetzelfde, volgens Fabers verklaring, als een gift, dat is, een geschenk, of een gave van een beetje koper of geld; (Faber Agon. boek 2. hoofdstuk 9.) wat de overwinnaar niet rijker maakte dan de rentmeester van een rijk man, zoals dezelfde Faber beweert en door ons elders bij een andere gelegenheid is gezegd. Omdat het zo'n kleinigheid was en zo weinig verrijkte, werd het bij de Romeinen slechts als een gift, een aalmoes, gerekend. Echter was het toch iets.
§. IV.
Thuisgekomen werden de overwinnaars met gouden en koperen kronen begiftigd, die immers van waarde waren. Dit bevestigt Paschalius (Paschalius, de Kronen, boek 6, hoofdstuk 8.) uit Aemilius Probus, waarvoor wij liever Cornelius Nepos opvoeren, (C. Nepos in Alcibiades hoofdstuk 6.) die met betrekking tot ALCIBIADES als volgt spreekt: toen hij van boord ging, hoewel Theramenes en Thrasybulus het bevel over dezelfde zaken hadden gevoerd en tegelijk in Piraeus waren aangekomen, werd toch hij alleen door allen gevolgd, en wat nooit eerder was voorgekomen, behalve voor de overwinnaars van Olympia, werd hij door het volk algemeen met gouden en koperen kronen begiftigd. Dat is: deze (ALCIBIADES), uit het schip getreden zijnde, ofschoon Theramenes en Thrasybulus over dezelfde tocht het bevel hadden gevoerd en tegelijk in de haven waren gekomen, werd alleen door allen geëerbiedigd, en, wat nooit in gebruik was behalve bij de Olympische overwinnaars, werd hij in het algemeen met gouden en
Boek - pag. 489
koperen kronen begiftigd. Ik weet dat sommigen in plaats van koperen (Muretus, Variae Lectiones 15. 7.) hoofdbanden lezen, dat is, in plaats van koperen kronen, zwachtels, strikken, omdat het ongerijmd lijkt dat Nepos van (Boeclerus in Noten bij Nepos in Alcibiades) goud naar koper afdaalt. Maar hierop kunnen wij antwoorden dat Nepos, door zo te spreken, dit doet met onderscheid tussen rijkere en armere mensen: want zonder twijfel gaven de rijkere gouden kronen, en de armen, om hun eerbied te bewijzen, wat zij konden krijgen, te weten koperen. Hoe het ook zij, het blijkt tenminste uit deze passage dat de Olympische overwinnaars met gouden kronen werden begiftigd. Dit mocht een voordeel heten: en misschien verstaat vader Tertullianus ook deze kroon onder het woord bruidsschat, GESCHENK.
§. V.
Verder verkregen zij openbare voorrechten, OPENBARE VOORRECHTEN, waarvan niet alleen de eerdergenoemde Tertullianus, maar ook Suetonius melding maakt, (Suetonius in Augustus hoofdstuk 45.) zeggende over AUGUSTUS: Hij heeft de voorrechten van de atleten zowel behouden als uitgebreid. Dat is: En Hij heeft de kampvechters de voorrechten toegestaan en vermeerderd. Zo hebben ook de keizers HONORIUS en THEODOSIUS, sprekend over deze zaken, deze een voorrecht genoemd: (Codex Theodosianus boek 1. over wie etc.) zoals ANTONINUS het een weldaad noemde.
§. VI.
Onder deze openbare voorrechten blinken de volgende zaken uit.
Ten eerste, vrijheid van alle burgerlijke en openbare lasten, alsook van alle betalingen, en ontslag en vrijstelling van elk beroep, ambt, bedrijf; volgens deze wet die door Faber wordt aangehaald: (Faber Agon. boek 1. hoofdstuk 1.) Aan atleten wordt pas dan, als bewezen is dat zij hun hele leven hebben gestreden, met niet minder dan drie kronen van de heilige wedstrijd zijn gekroond, waaronder minstens één keer te Rome of in het oude Griekenland, en dat op verdienste, zonder dat de tegenstanders zijn omgekocht of overgehaald, volgens gebruik, ontheffing van burgerplichten verleend. Dat is: Dan pas wordt de kampvechters, volgens gebruik, de ontheffing van alle burgerlasten toegestaan, als bewezen wordt dat zij hun hele leven gestreden hebben, gekroond zijn met niet minder dan drie
Boek - pag. 490
kronen van de heilige strijd, hetzij te Rome of in het oude Griekenland, en dat naar verdienste, zonder omkoping of kuiperij van de tegenstrevers. Zie hierover ook van dezelfde Faber elders: (Dezelfde, terzelfder plaatse, boek 2, hoofdstuk 17.) die in de eerste plaats over de woorden van de wet niet onopgemerkt laat dat, omdat een dergelijke ontheffing ten nadele van de gemeenschap strekte, daarom de nadere bepalingen en vereisten erbij gevoegd worden, te weten dat men zijn hele leven gestreden moet hebben, met drie kronen enzovoort gekroond moet zijn, en geen omkoping gepleegd mag hebben: opdat zodoende niet aan bedriegers, waarvan er vele zijn, maar aan oprechte, rechtmatige gerechtigden deze gunst ten deel viel, en alzo aan weinigen, opdat de staat hierbij des te minder nadeel ondervond.
§. VII.
Ten tweede, zij werden openbaar op kosten van het land en de stad gespijzigd (*) in het huis dat de Grieken prytaneum noemden, welk woord zoiets betekent als een groot stadhuis of raadhuis, waarin niet alleen de raadszalen, maar ook andere vertrekken voor andere doeleinden werden gevonden, en in het bijzonder ook voor het spijzigen van voorname personen, om dezen ten zeerste te eren.
(*) Wanneer in Openbaring 2:17 gesproken wordt van het verborgen manna en van de witte steen, menen sommigen dat hier gezinspeeld wordt op deze spijziging op kosten van de gemeenschap, waarbij zo'n witte steen aan de overwinnaar werd gegeven als onderpand dat hem een dergelijk onderhoud werd toegewezen. Zie bij Polus over Openbaring 2:17, uit Pererius, Grotius, Hammondus.
Boek - pag. 491
Zo'n spijszaal op het grote stadhuis hadden niet alleen de Eliërs, maar ook de Atheners, Spartanen en anderen. Wat de Eliërs betreft, daarvan tekent Pausanias dit aan: (Pausanias boek 5.)
De Eliërs hebben een spijsvertrek, en dat is binnen het raadhuis tegenover de haard; in dit huis spijzigen zij degenen die de Olympische Spelen gewonnen hebben. Dat is: De Eliërs hebben een spijsvertrek, en dat is binnen het raadhuis tegenover de haard, in dit huis spijzigen zij degenen die de Olympische Spelen gewonnen hebben. Het past hierbij wat Athenaeus uit een zekere oude Griekse dichter verhaalt, als volgt:
Opdat ik de dag niet tevergeefs verdoe, zal ik de grootste lofprijzingen van de vleiers vertellen; zij gaan onbevreesd naar maaltijden en feesten vrolijk, alsof ze als Olympische overwinnaars in het prytaneum eten. enzovoort.
Dat is:
Opdat ik de dag niet nutteloos verkwist,
Zal ik in het kort het grootste wat mensen ooit wisten
Tot lof van vleiers doen verstaan,
Zij gaan, zonder schroom, aan alle tafels aan
En smullen daar vrolijk, zij zijn gezeten,
Als Olympische winnaars die op het stadhuis eten.
HERCULES had hiertoe van oudsher de weg gebaand, toen hij in het begin, in overeenstemming met de eenvoud van de zaken, een afgebakend plein als eetplaats inrichtte om de Olympische overwinnaars te onthalen. Hieraan herinnert Pindarus in zijn lofdicht ter ere van de Locriër AGESIDAMUS, vuistvechter, als hij over HERCULES zingt: (Pindarus Ode 10.)
Boek - pag. 492
Dat is:
Echter ontwierp Hij terstond
Een zeer ruim plein in het rond,
Als spijszaal om te trakteren
De overwinnende Olympische Heren.
Er wordt door Faber opgemerkt (Faber Agon. boek 2. hoofdstuk 17.) dat dit openbare onthaal in het Olympische prytaneum de overwinnaars niet het hele jaar door, maar bij elke Olympiade, en misschien zolang de spelen duurden, werd aangeboden. Zo mogen wij ook denken, ten eerste, dat aldaar voor de eerste maal de overwinnaar, van welke landaard hij ook was, zodra hij had overwonnen, is ontvangen in het gezelschap van voorgaande overwinnaars. Ten tweede, dat op die dag, als de nieuwe overwinnaar onthaald werd, het onthaal voor allen des te heerlijker zal zijn geweest. Ten derde, dat dan voorts iedere overwinnaar in zijn eigen stad op het stadhuis bij zijn eerste aankomst, en misschien ook wel jaarlijks, of na het vierde jaar, als telkens de Olympiade weer plaatsvond, ter gedachtenis aan zijn overwinning en de roem die daardoor aan de staat was toegebracht, heerlijk onthaald is geworden. Bijvoorbeeld weer te ATHENE, SPARTA, en elders.
§. VIII.
Naast de spijziging op het stadhuis placht aan de Olympische overwinnaars een jaarlijks onderhoud in voedsel gegeven te worden, wat de Grieken spijziging noemden en de Latijnen jaarlijkse teerkost. En deze teerkost werd niet slechts gegeven aan de sterke en bloeiende overwinnaars, maar ook aan de stokoude en afgeleefde tot hun laatste snik toe, ja zelfs soms aan hun nakomelingen. Dit bewijst Faber (Faber Agon. boek 2. hoofdstuk 18.)
Boek - pag. 493
uit Dionysius van Halicarnassus, (Dionysius van Halicarnassus) en Aelianus (Aelianus, over dieren, boek 6, hoofdstuk 49.) Paschalius (Paschalius, boek 6, hoofdstuk 7.) uit Plato. (Plato, de republiek, boek 5.)
§. IX.
En deze teerkost werd niet altijd in daadwerkelijk graan en spijs gegeven, maar dikwijls ook in geld, waarvan de overwinnaars zich dan naar believen konden bedienen. En deze geldsom, bestemd voor de overwinnaars, werd mettertijd bij sommige staten, en in het bijzonder te Athene, zo groot en buitensporig, dat SOLON er een deel van introk, en voor het overige een regeling en juiste bepaling maakte met betrekking tot de overwinnaars van alle vier de Griekse spelen: evenwel zo, dat hij de Olympische overwinnaars meer toebedeelde dan de Isthmische enzovoort. Dit toont Diogenes Laërtius (Diogenes Laërtius in Solon.) met deze woorden:
Hij stelde vijfhonderd drachmen vast voor de Olympische overwinnaar, honderd voor de Isthmische, en voor de anderen naar verhouding. Dat is: Hij stelde vijfhonderd drachmen vast voor de Olympische overwinnaar, honderd voor de Isthmische, en zo naar evenredigheid voor alle anderen. Hetzelfde verhaalt ook Plutarchus, zeggende: (Plutarchus in Solon.)
De Isthmische overwinnaar ontving honderd drachmen, de Olympische vijfhonderd. Dat is: Hij bepaalde dat de Isthmische overwinnaar honderd drachmen kreeg, de Olympische overwinnaar vijfhonderd. Zoveel bedoelt dan ook CALLISTHENES, (Dezelfde in Aristides.) als hij stemde dat aan POLICRITA, dochter van LYSIMACHUS, zoveel voedsel of onderhoud zou worden gegeven als aan de Olympische overwinnaars, derhalve vijfhonderd drachmen.
§. X.
Wanneer dit jaarlijks onderhoud in geld werd gegeven, mogen we denken dat met name dit door Tertullianus bedoeld wordt met BURGERLIJKE PENSIOENEN, hoewel daaronder misschien ook nog andere geldgiften en inkomsten begrepen worden.
Boek - pag. 494
§. XI.
Maar verder: tot de voorrechten behoorde ook dit, dat het de Olympische overwinnaars, tenminste sommigen, geoorloofd was geld te munten en daarop tekens van hun overwinning te stempelen. Dit bevestigt Paschalius (Paschalius, de Kronen, boek 6, hoofdstuk 7.) uit Pollux (Pollux boek 5. hoofdstuk 12.) met het voorbeeld van ANAXILAS van Rhegium: want deze, overwonnen hebbende met de wagenrennen van het vierspan, liet op de ene zijde van de munt de wagen slaan, en op de andere zijde een haas: om de reden, zeggen ze, dat het hem tot eer werd gerekend de eerste haas in Sicilië te hebben gebracht. Geld munten is nu nog steeds een regaal of een voorrecht van de hoogste overheid van het land.
§. XII.
Hier kwam nog het asielrecht bij, het recht van vrije wijk en veiligheid, zodat de overwinnaar toegevluchte misdadigers kon dekken en beschermen: wat vanouds onder de heidenen het voorrecht was van gewijde bossen, tempels, altaren, tombes, praalbeelden van de keizers, de huizen van koningen en dergelijke: zoals openbaar is uit wat hierover door Rittershusius (G. Rittershusius, over het asielrecht, hoofdstuk 31.) en andere schrijvers is aangetekend. Echter, dit is niet de plaats om er uitgebreider over te handelen, evenmin als om te spreken van de vrijsteden die de Heer onder het Oude Testament, zoals Mozes ons bericht, (Mozes, Numeri 35: 10.) verordende, opdat iemand die per ongeluk, zonder opzet, een ander gedood had, naar een van die steden de wijk mocht nemen en zich kon bergen. Dat nu de Olympische overwinnaars dit voorrecht van vrijwijk ook genoten, blijkt uit wat Plutarchus van de Nemeïsche overwinnaars getuigt, te weten dat zij met dit voorrecht werden vereerd. Des te meer dus de Olympische, die de anderen ver in achting en waarde, en derhalve ook in eerbewijzen en voorrechten overtroffen. Zie Paschalius. (Paschalius op de aangehaalde plaats)
Boek - pag. 495
§. XIII.
Eindelijk gaf het de overwinnaars een groot voordeel wanneer uit hun aantal dikwijls de veldheren en admiraals of vlootvoogden werden gekozen om hele legers en vloten te besturen, en aan hen het gehele bevel over de oorlog werd toevertrouwd, zoals wederom Paschalius (Paschalius boek 6. hoofdstuk 8.) getuigt, die zijn bewering uit Strabo, (Strabo boek 13.) Aristides, (Aristides in Panathenaicus) Diodorus Siculus (Diodorus Siculus boek 12.) en anderen bevestigt met het voorbeeld van PHRYNO, van gekroonde overwinnaars die in het eerste gelid tegen het leger van Darius streden, en van MILO, als volgt, zeggende: Uit de lijst van dergelijke overwinnaars enz.
Dat is: uit de lijst van zodanige overwinnaars werden soms de veldheren gekozen, die over het gehele oorlogsbedrijf werden gesteld. Naar welk voorbeeld de Atheners de Olympische overwinnaar PHRYNO tot vlootvoogd over de vloot hebben aangesteld om SIGAEUM te veroveren. Uit die troepen, die dezelfde Atheners hebben gezonden tegen het naderende leger van DARIUS, worden als eersten de prijswinnaars gekroonde (dat is Olympische overwinnaars) genoemd, opdat zij des te beter zouden strijden, naarmate zij een hogere moed toonden. Diodorus Siculus meldt dat die zeer vermaarde strijder van de Crotoniaten, die ten strijde trok tegen de Sybarieten, tot veldheer werd gekozen omdat hij met zes Olympische kronen was vereerd. Voeg eraan toe dat deze een opgetilde stier midden door het perk gedragen heeft. Deze dan, uitgedost met een knuppel en leeuwenhuid, en brallend met zes kronen, heeft, toen men op het vlakke veld gekomen was, de muitelingen verslagen en op de vlucht doen slaan.
§. XIV.
Zie eens, wat voor voordelen de kroon meebracht! Want zij stegen op tot het hoge veldheerschap, en gevolglijk tot die winsten die de leiders van de legers en de aanvoerders van de benden ten deel vallen. Deze hoge top van het voordeel van de overwinnaars nu beschouwd hebbende,
Boek - pag. 496
en al afgetreden zijnde in zovele strijdperken, en vermoeid door het bekijken van zoveel kronen, eer- en praalstukken, en hoge voordelen, zo hebben wij verder geen zin meer om naar andere van dergelijk slag te zoeken en die te tonen, menende dat de lezer ook zal bekennen reeds genoeg gezien te hebben om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. En hiermee afscheid nemende, wensen wij dezelve welvaart.
EINDE