Boek - pag. 452
TIENDE HOOFDSTUK.
XVII. Namen en overwinningen van de overwinnaar in het Olympisch boek aangetekend. Maar dit is men laat begonnen. XVIII. Van hun overwinningen, in het register met naam ingeschreven, leidde men de Olympische tijdrekening af. XIX. Voor de overwinnaars werden trotse beelden en standbeelden opgericht in het Olympische veld. Nero liet die breken en minachtend behandelen, en voor zichzelf een praalbeeld oprichten. Eenmalige overwinnaars kregen alleen borststukken. Driemalige overwinnaars kregen levensgrote beelden. Sommige overwinnaars richtten voor zichzelf zulke beelden op. Ook deden familieleden en vrienden het. Soms ook hele steden en staten. Ze waren eerst van hout, naderhand van koper gemaakt. Ze stonden in de gestalte van de overwinnaars, soms geheel naakt. Ook in de houdingen die overeenkwamen met de strijd van de overwinnaars. Ook waren hun paarden, wagens en zware wapenrusting afgebeeld. Soms ook andere toevoegingen. Verscheidene praalbeelden voor één overwinnaar. Het voetstuk was voorzien van een inscriptie. Wat die allemaal bevatte. Ook met de namen van de opdrachtgevers en de makers. Voorbeelden van het een en ander.
Boek - pag. 453
§. I.
Men mag bij de eerbewijzen, waarmee de Olympische overwinnaar praalde, ook voegen, dat zijn naam en overwinning ook in het Olympisch boek werden opgeschreven. De eerste die hierin zijn ijver aanwendde, was, volgens Pausanias, een zekere EVANORIDAS. Zo spreekt de genoemde Pausanias er dan over: EVANORIDAS, die eens in het worstelperk voor jongens overwinnaar was, heeft, toen hij naderhand kamprechter werd, de namen van de overwinnaars beschreven. (Pausanias lib. 6) Hoewel anderen bij Plutarchus dit werk aan HIPPIAS de Eliër toeschrijven; zoals deze woorden van de genoemde schrijver te kennen geven: (Plutarchus in Numa)
Dat is:
Zij zeggen dat Hippias de Eliër, weliswaar laat, de lijst van de Olympische overwinnaars heeft opgemaakt, wat op geen fundament steunt. Echter lijkt het ons dat beide waar kunnen zijn, omdat de een op een andere wijze de eerste kan zijn geweest. Hoe dan ook, het blijft waar dat dit werk laat ter hand is genomen, want EVANORIDAS kan niet voor de vijftigste Olympiade geleefd hebben, aangezien hij een kamprechter is geweest, terwijl er toch geen kamprechters zijn geweest voor de genoemde tijd, zoals Marsham zeer geleerd uit Pausanias opmerkt. (Marsham. in Chronic. Temp. p. 486.) HIPPIAS (als het tenminste dezelfde is) heeft met SOCRATES gesproken en heeft dus in die tijd geleefd, die ongeveer in de vijfennegentigste Olympiade viel, zoals die vanaf CORAEBUS wordt geteld. Plato maakt melding van deze HIPPIAS, als hij van hem getuigt, dat hij zei dat hij gewoonlijk na de Olympische feesten wegreisde en daar bij de tempel aan iedere vrager verklaarde wat (Plato in Hippia. sive de Mendacio.)
Boek - pag. 454
hij wilde weten. Waaruit blijkt dat deze HIPPIAS een grote opschepper is geweest, ja zelfs een leugenaar.
§. II.
Maar het vergrootte de eer om aldaar met naam, en ook met vermelding van het vaderland, de wijze van overwinning, enzovoort, in het register ingeschreven te worden, toen na verloop van tijd daarvan de befaamde Olympische tijdrekening is afgeleid, met betrekking tot welke men zei: dit of dat is gebeurd tijdens die of die, of de zoveelste Olympiade, waarbij men er doorgaans aan toevoegde, toen die of die (de naam noemend) overwon. En dit tijdanker heeft in de donkere eeuwen tot een aanzienlijk licht gediend met betrekking tot de Griekse geschiedenis en oudheden: want die tijdrekening leidt tenminste tot PISISTRATUS, die de Atheense vrijheid schond, sinds welke tijd het tijdanker vrij hoger boven water staat en zich duidelijker laat zien. De geleerde Marsham behandelt uitvoerig wanneer de tijdrekening via Olympiaden is begonnen, en door wie die almanakken, zo te zeggen, op orde zijn gesteld. (Marsham. loc. cit.) Echter, omdat bij een andere gelegenheid in het eerste boek daarover uitgebreider is geschreven, willen wij de lezer daarnaar verwijzen, of naar Marsham zelf.
§. III.
Wij gaan dan verder met de beschouwing van iets anders.
§. IV.
De eer, of liever de opeenstapeling van eer, kreeg nog een nieuwe toevoeging, toen voor de overwinnaars trotse beelden en prachtige standbeelden werden gesticht en opgericht in het zo zeer beroemde Olympische veld. Hiervan hebben wij een duidelijk betoog bij Plinius, die zegt: (Plinius Nat. Hift. lib. 34. cap. 4.) afbeeldingen van mensen werden gewoonlijk niet gemaakt, tenzij van degenen die vanwege een of andere roemrijke reden onsterfelijkheid verdienden: ten eerste vanwege de overwinning in de heilige spelen, en vooral in Olympia: waar het de gewoonte was dat van allen die hadden gewonnen, standbeelden werden gewijd: maar van degenen die daar drie keer hadden gezegevierd, werden beelden gemaakt naar de gelijkenis van hun eigen ledematen, die zij afbeeldende noemen.
Boek - pag. 455
Dat is: de beeltenissen van mensen werden gewoonlijk niet uitgebeeld, tenzij het ging om zodanigen die vanwege een roemrijke oorzaak de eeuwigheid verdienden: ten eerste vanwege een overwinning in de heilige spelen, in het bijzonder die van het Olympisch veld, alwaar het de gewoonte was dat aan allen die hadden overwonnen praalbeelden werden gewijd; echter, voor degenen die aldaar driemaal de overwinning hadden behaald, gebeurde dat met een gelijkvormige uitbeelding van hun ledematen, welke zij afbeeldende noemen. Ook wordt dit bevestigd door Pausanias met een menigte voorbeelden van beeltenissen die de overwinnaars ter ere in het Olympisch veld zijn opgericht: (Pausanias lib. 6.) alsmede dat NERO aldaar de praalbeelden van de overwinnaars vond, en die, om hun luister uit te doven en de zijne te verheffen, liet verbreken, met haken wegslepen en op de vuilnisplaats werpen, zoals Suetonius verhaalt, (Suetonius in Nerone cap. 24.) en Dio Chrysostomus, (D. Chryfoft. in Rhodiac.) die zegt dat hij bijna alle oude praalbeelden door heel Griekenland, met uitzondering van Rhodos, heeft vernietigd, en de zijne liet oprichten in de kledij van een citerspeler (om op APOLLO te lijken), zodanige munten heeft hij ook laten slaan, volgens Faber. (P. Faber Agon. lib. 2. cap. 20.)
§. V.
Als Plinius op de genoemde plaats zegt, dat aan allen die in Olympia hadden overwonnen STANDBEELDEN, praalbeelden, maar aan de driemaal overwinnaars zodanige die men afbeeldende noemt, werden opgericht, dan geeft hij te kennen dat voor de eenmalige overwinnaars slechts borststukken werden gemaakt, of zuilstukken (als een omgekeerde piramide die naar boven breder wordt), waarvan het bovenste deel en vooral het hoofd de overwinnaar afbeeldde.
§. VI.
Echter was de eer voor de driemaal-overwinnaars des te groter, omdat aan hen beelden werden gewijd met een gelijkvormige vertoning van de ledematen, welke men afbeeldende noemde, dat wil zeggen, beelden met volledige ledematen, die echter niet groter mochten zijn dan de personen aan wie zij werden opgedragen, maar precies overeenkomstig en evenredig met hen, waaraan ze ook de naam evenredige beelden ontleenden bij Plato en anderen. (Plato in Phaedro.) Het was de kamprechters opgedragen zorg te dragen dat dit nauwgezet in acht werd genomen: als het anders gebeurde, lieten zij ze neerwerpen, namelijk vooral om die reden, dat ze niet de gestalte van de goden (die de Grieken en Romeinen als groter van stuk beschouwden) zouden dragen, niettegenstaande zij anders de overwinnaars als goddelijk aanzagen en eerden. Men zie hier wat Faber heeft aangetekend uit Lucianus en dergelijken. (P. Faber Agon. lib. 2. cap. 20.) Men zie ook Paschalius. (Pafchalius lib. 6. cap. 8.)
§. VII.
Degenen die deze beelden ter lof-gedachtenis aan de overwinnaars opdroegen, waren of de overwinnaars zelf, of hun familieleden en vrienden, of hele steden en staten. Wat het eerste betreft, van CLEOSTHENES wordt door Pausanias gezegd dat hij zijn beeld heeft geplaatst, (Pausanias lib. 6.) hoewel de beeltenis niet alleen van hemzelf was, maar ook van zijn wagen, paarden, enzovoort, zoals wij elders zeggen. De eigen oprichting en toewijding werd ook aangegeven door het versje dat bij de wagen was toegevoegd, dat in het Nederlands ongeveer zo luidt:
Cleosthenes van Epidamnus heeft mij geplaatst
Toen hij te paard won, en voor zijn makkers
De Olympische palmtak wegkaapte.
Boek - pag. 457
Echter, wagenbeelden, drievoeten en andere gaven en geschenken, ter dank en ere van JUPITER OLYMPIUS, van wie zij meenden dat hij hun de overwinning had laten toekomen, hebben vele overwinnaars in het Olympisch veld gewijd. Wij spreken nu van de praalbeelden; die tegelijkertijd ook wel ter ere van die vermeende god, en tevens ter ere van de overwinnaar werden gewijd. Pausanias zegt: maar omdat Eubotas de Cyrener, zoals het orakel van Ammon hem had voorspeld dat hij in de hardloopwedstrijd de overwinning zou behalen, vooraf de vervaardiging van zijn praalbeeld heeft verzorgd, en het op dezelfde dag dat hij de palmtak won, heeft gewijd: zo blijkt wederom genoegzaam, dat de overwinnaars zelf wel oprichters van hun erebeelden waren. Of die sterke MILO ook zelf het zijne had gemaakt, weten wij niet zo zeker, maar wel dat hij het zelf op zijn schouders binnen ATLIS had gedragen: wat iedereen wel moest doen verbazen en in verbijstering brengen.
Wat het tweede betreft, Pausanias vermeldt dat de zonen van HIERO hem twee beelden, een te voet en een te paard, in het Olympisch veld hebben gewijd. En op een andere plaats, sprekend over een gelijknamige HIERO, getuigt hij dat terwijl zijn volk hem twee openbare beelden had geschonken, zijn zonen hem er een hebben gegeven.
Maar wat het derde betreft, ook daarvan vinden wij bij Pausanias heel veel getuigenissen. Hier zijn er een paar.
De Achaeërs, zegt hij, hebben het beeld van Oebotas opgericht volgens een goddelijke uitspraak van de Delphische Apollo. En elders: Areus, in de gedaante van iemand die op een paard stijgt, hebben de Eliërs gewijd, Aratus de Corinthiërs. Daarna: de Pellenesers hebben Agathinus opgericht. De Atheense republiek heeft Aristophon, zoon van Lycius, een alleskamper, geplaatst.
Boek - pag. 458
alleskamper. En daarna: de Aetolische natie heeft de Eliër Olidas gewijd. En nog daarna: De Erythraeërs uit Ionië hebben Epitherses, zoon van Metridoor, tweemaal in Olympia en evenzoveel keren in de Pythische, Isthmische en Nemeïsche spelen tot overwinnaar in het vuistgevecht verklaard, ingewijd. Maar de Syracusanen hebben voor Hiëron twee beelden openbaar … opgericht. Meer dergelijke verhalen zijn bij hem te vinden.
§. VIII.
Wat deze beelden nu betreft, daarover mag men voorts aanmerken, dat ze vroeger van hout, maar naderhand meestal van koper zijn gemaakt. Wat dezelfde Faber aanwijst met deze woorden: (Faber loc.cit.) De Cretensers waren de allereersten enz. Dat is: dat de Cretensers allereerst voor de Olympische overwinnaars praalbeelden hebben opgericht voor Praxidamas de Egineter, overwinnaar van de vuistvechters, uit cipressenhout, rond de 59e Olympiade, en voor Rexibius de Opuntiër, overwinnaar van de alleskampers, op de 61e Olympiade, een uit vijgenbomenhout --- Van de koperen beeltenis voor die beroemde worstelaar Milo in het Olympisch veld heb ik elders gezegd dat Philostratus erover schrijft in zijn werk over Apollonius: waar Aristides ook andere van andere overwinnaars bijvoegt.
§. IX.
Zoals nu de praalbeelden werden opgericht op de plaats waar de overwinning was behaald, zo vertoonden ze ook de gestalte en houdingen van de overwinnaars. Met betrekking tot het eerste moet men weten dat zij naakt stonden, behalve de bedekking voor de schaamdelen, zolang de overwinnaars, net als de andere strijders, van zo'n bedekking voorzien waren. Echter, na de veertiende Olympiade (waarover wellicht elders gesproken is), toen de strijders geheel naakt waren, stonden ook hun beelden zonder enige bedekking.
Boek - pag. 459
Met betrekking tot het tweede: de beelden stonden in die houdingen, die overeenkwamen met de strijd van de overwinnaars. Die van de vuistvechters bijvoorbeeld als vuistvechters, die van de worstelaars als worstelaars, en zo ook die van de lopers als lopers. Zo had MYRON het koperen beeld van de loper LADAS zo kunstig gemaakt, dat het leek alsof het naar de prijs rende. Hiervan getuigt dit gedicht van PHILIPPUS, door Faber aangetekend, dat als volgt luidt: (Faber loc. cit.)
Dat is:
Zoals jij, Lada, snel als een gedachte snelt,
En je voet nauwelijks op de uiterste teen zet:
Zo heeft Myron er een afgebeeld
In koper, levensgroot: hij lijkt de krans te halen
Van dennenloof: hij is vol hoop, en van zijn lip
Lijkt een zucht, omhoog geperst, bijna te ontglippen.
Het beeld danst als het ware naar de kroon, nauwelijks kan het voetstuk het houden.
O kunstwerk, sneller dan de wind, in het aanschouwen.
Dezelfde Faber verhaalt ook dat het praalbeeld van de Isthmische overwinnaar in het vuistgevecht, de alleskamp en het worstelen, CLITOMACHUS, hem vertoonde in de gestalte waarin hij streed en overwon: zoals ook het praalbeeld de worstelaar LYRON vertoonde in de gestalte waarin hij won. Het ene bewijst hij uit ALCAEUS, en het andere uit een zekere TROILUS, een letterkundige.
Boek - pag. 460
§. X.
Niet alleen van de personen van de overwinnaars werden praalbeelden opgericht: maar nadat het in gebruik was gekomen om met paard, wagens en de zware wapenrusting te rennen, werden deze menigmaal ook afgebeeld en tentoongesteld, evenals soms andere dingen. En om van elk van deze dingen maar iets te zeggen, Pausanias verhaalt dat de merrie van PHIDOLA, nadat ze haar meester al in het begin had afgeworpen en toch de race voortzette, zich, als verzekerd van de overwinning en de prijs eisend, voor de bestuurders had geplaatst, die daarop PHIDOLA tot overwinnaar uitriepen en zijn paard een beeltenis toekenden. (Pausanias lib. 6.) Een dergelijke eer bewees ook JULIUS CAESAR aan zijn heldhaftig en bijzonder paard (omdat gezegd wordt dat het bijna mensenvoeten en hoeven met gespleten tenen had gehad), toen hij een beeld ervan voor de tempel van de voortbrengende JUNO plaatste. (Suetonius in Jul. Caef. cap. 61.)
Echter, om in het Olympisch veld te blijven, Pausanias doet een uitgebreider verhaal over de afbeelding van een paard of paarden, wanneer hij melding maakt van het springpaard waarmee CROCON de zege behaalde, en dergelijke, alsook dat CLEOSTHENES de Epidamniër, overwinnaar in de zesenzestigste Olympiade, niet alleen van hemzelf, maar ook van zijn paarden PHOENIX en CHORAX, en hun zijpaarden CNACIAS en SAMUS, en ook van zijn wagenmenner, beelden heeft laten oprichten. (Pausanias loc. cit.) De afbeelding van de wagen schrijft hij toe aan GELON, evenals een praalbeeld van zijn eigen persoon. En wat de wapens betreft, van DEMARATUS de Hereër zegt hij, dat hij, nadat hij in de vijfenzestigste en de volgende Olympiade in de strijd met de zware wapenrusting had overwonnen, een praalbeeld heeft verkregen, dat naar de wijze der Romeinen een schild voor zich
Boek - pag. 461
hield, waarbij het hoofd met een helm en de benen met krijgslaren gewapend waren. En naar zijn zeggen had POLYCLES, bijgenaamd POLYCALCHUS, een beeld dat een kransje in de rechterhand hield, en daarbij twee jongetjes, waarvan het ene een schijf vasthield en het andere naar het kransje reikte. En dat bij het afbeelddel van de waarzegger THRASYBULUS een kat werd gezien die op zijn rechterschouder kroop, en niet ver van hem een opengesneden hond, wiens lever bloot lag. Wat dezelfde Pausanias aanmerkt als een teken van zijn waarzeggersambt, en dat hij de uitvinder was om daar ook de hond voor te gebruiken, wat tot dan toe niemand had gedaan. Want hoewel van oudsher voor genoemde waarzeggerij bokken, lammeren en kalveren werden geofferd en bekeken, hadden die van Cyprus wel het zwijn erbij gevoegd, maar vergeten aan de onreine hond te denken. Die eer was dus voor onze THRASYBULUS.
§. XI.
Niet slechts één enkel praalbeeld werd voor de overwinnaar opgericht, maar naargelang de verschillende overwinningen werden er verschillende opgericht, te weten van de persoon met betrekking tot de hardloopwedstrijd, het vuistgevecht, enzovoort, maar ook met betrekking tot de paardenrace en wagenrennen, enzovoort. Hetzij alleen, of toegevoegd aan de persoon, op de persoon, of degene die in zijn naam had gemend en geracet, daarbovenop geplaatst, te weten in zijn beeltenis. We zullen van dit soort maar één voorbeeld uit Pausanias noemen: (Pausanias lib. 6.) de praalbeelden van Hiëron, het ene te voet en het andere te paard, hebben Hiërons zonen zelf in het Olympisch veld gewijd.
§. XII.
De pilaar of het voetstuk van de praalbeelden werd voorzien van een inscriptie. Dit is duidelijk uit wat Pausanias overal te kennen geeft, en waarop hij zich doorgaans
Boek - pag. 462
in de beschrijving van de Olympische zaken baseert: en blijkt in het bijzonder, als hij over het praalbeeld van EUTELIDES als volgt spreekt: Het beeld van EUTELIDES is zeer oud, en de letters, in het voetstuk gegraveerd, zijn door de ouderdom bijna uitgesleten. De inscriptie deed verhaal van de naam van de overwinnaar, zijn vaderland, zijn daden, en ook van wie hij gekroond was. Dat de naam van de persoon en van zijn vaderland erop gebeiteld was, blijkt wederom zo helder als de dag uit het gehele register dat Pausanias opgeeft van de beelden van de overwinnaars. Want ofschoon de namen uit de Olympische lijst, begonnen door EUAGORAS, bekend waren, zo moest het evenwel uit de inscriptie van de beelden zelf aan de nakomelingen blijken, dat dit en dat beeld van die en die, en niet van een ander, waren. En wat het vaderland aangaat, dat blijkt uit dezelfde reden, en daaruit, dat hij van ERGOTENES zegt; hij was geen Himereër, zoals het inschrift zegt.
Wat betreft de daden, niet alleen die van de een of andere speloverwinning, maar ook buitenlandse (om het zo te zeggen), dat die op het voetstuk werden gegraveerd, toont Pausanias zeer duidelijk in het voorbeeld van POLYDAMAS. Hij had op het Olympisch gebergte een zeer wrede leeuw, in navolging van HERCULES, verscheurd: hij had een sterke stier bij de achterpoten gegrepen en zo vastgehouden, dat deze nauwelijks, en niet anders dan met achterlating van zijn klauwen, kon ontkomen: ook had hij van achteren een wagen zo vast en sterk tegengehouden, dat de paarden, hoewel door de voerman met de zweep geslagen, die niet voorwaarts konden trekken: hij had aan het Perzische hof uit de bende van de koning, uit degenen die men de onsterfelijken noemt, drie neergeveld. En hierover zegt Pausanias: die daden, welke ik vermeld heb, worden deels gezien aan het voetstuk van het beeld, maar deels vernomen uit de getuigende inscriptie. (Pausanias ibid.) En
Boek - pag. 463
dat er ook bij gegraveerd werd, door wie de overwinnaar gekroond was, te weten door de Eliërs of door de Pisaners (aangezien tussen deze twee volken betreffende dit punt een grote naijver had plaatsgevonden), is ook uit verscheidene voorbeelden van Pausanias blijkbaar, zoals in het bijzonder uit wat hij over de overwinnaar MOLPION verhaalt, van wie hij zegt dat aan hem een van die twee praalbeelden, die Chilon volgen, is opgericht, en dat de inscriptie getuigde dat hij de kroon van de Eliërs had ontvangen.
§. XIII.
Hier moeten we nog aan toevoegen, dat er op het voetstuk of de zuil nog meer gegraveerd was, te weten ook de naam of namen van degenen die de praalbeelden hadden laten maken en gewijd. Zo zegt dezelfde dat de inscriptie getuigt, dat Gelon, zoon van Dinomenes, het aan Gelous heeft gewijd. Ik zwijg over anderen.
§. XIV.
Ook moet hierbij worden gevoegd, dat ook op het voetstuk de namen van de makers van de beelden waren ingeschreven, daar zij daardoor geëerd werden omdat zij zulke trotse erebeelden hadden vervaardigd, en omdat ze doorgaans van de grootste kunstmeesters waren, tegelijkertijd het beeld en de overwinnaar eer bewezen, als zijnde gemaakt door zulke en zulke grote meesters. Pausanias geeft ons ook hier een groot register van. (Pausanias ibid.) Hij spreekt van beeldhouwer ALYPUS, leerling van Naucydes, LYCIPPUS, CLEON de Sicyoniër, MYRON de Athener (die het beeld van LADA zo kunstig had gemaakt, waarvan boven § 9), POLYCLETUS, EUTYCHIDES de Sicyoniër, Leucippus' leerling DEDALUS de Sicyoniër, ASTERION zoon van Aeschylus, PATROCLES zoon en leerling van Daedalus, DEMOCRITUS de Sicyoniër, CANTHARUS de Sicyoniër, zoon van Alexides en leerling van Euty-
Boek - pag. 464
chides, NICODAMUS, PANTIAS, OLYMPUS, PYRILAMPES, PYTHAGORAS de Rhegiër, SILANION de Athener, MICON, NAUCIDES, CALLICLES de Megariër, PHRADMON de Argiver, EUTELIDES en CHRYSOTHEMIS de Argivers, HIPPIAS, en van vele anderen meer, hier niet allemaal te noemen.