Boek - pag. 406
ZESDE HOOFDSTUK.
Verscheidenheid van Spelen en Overwinnaars gaf verscheidenheid van Kronen. Sommige droegen op dezelfde Olympische tijd meer dan één Kroon weg. Ook in andere Spelen overwinnende kregen een stapel van Kronen. Rondreizende overwinnaars. Verscheidene voorbeelden van dezulken, die vele Kronen hadden. IJdele eerzucht van Nero, om vele Kronen te verkrijgen, ook van geringere Spelen. Een enige Kroon uit de Olympische Spelen weg te dragen maakte al geëerd, en gaf veel voordeel. Eerste, Tweede en Derde Prijzen. De laatste ook om een reden gegeven. Ook Vierde en Vijfde. Enige voorbeelden uit Vergilius en Statius.
§. I.
Zo staat ons nu dan de gekroonde Overwinnaar met alle pracht, dat is (om nu de keursteen, uitroep, galm en andere dingen, die ten dele niet, ten dele niet zo zichtbaar zijn, niet te melden) met zijn wit-gepalmde staatsierok, palmtak in de handen, en wilde olijfkrans, zo toonbaar mogelijk voor de ogen van het verstand, die men zou kunnen afbeelden als een kloeke, heldhaftige Man met een zodanige triomfrok, palmtak in de ene hand en wilde olijfkrans op het hoofd.
§. II.
In de beschrijving en gedaante van één zien wij alle de hoge Overwinnaars: want er waren verscheidene spelen, en zo konden er ook verscheidene Overwinnaars zijn: moesten gevolgelijk ook verscheidene kronen gegeven worden, en verscheidene gekroonde personages uitkomen. Immers was er een kroon en overwinning voor de Wedlopers, een voor de Vuistvechters, een voor de Worstelaars, een voor de Schijfwerpers, een voor de beoefenaars van de gecombineerde vechtsport, en een voor de Vijfspelers. En wijl de Strijdspelen na elkaar geoefend werden, zo konden sommigen op dezelfde Olympische tijd wel meer dan eens overwinnen, te weten in verscheidene spelen, en zodoende meer dan één kroon wegdragen: hetwelk de luister en de eer vermeerderde, die immers met het getal der kronen toenam en vermeerderde. Wijl ook de andere hoge Spelen, te weten de Pythische, Isthmische, Nemeïsche en andere mindere op verscheiden tijden gehouden werden, zo gebeurde het wel, dat sommigen der Overwinnaars in die spelen de prijs en kroon wegdroegen, en zodoende de stapel van hun kronen nog hoger maakten, en gevolgelijk met grotere eer prijkten: dezulken droegen de erenaam van RONDREIZENDE OVERWINNAARS, dat is, die in het rond, of door alle spelen, Overwinnaars geworden waren, zoals Festus (Pomponius Festus over Perioden) het verklaart, zoals wij boven gezien hebben.
§. III.
En dat verscheidenen vele kronen hadden, omdat ze in verscheiden Olympische en andere spelen tot Overwinnaars verklaard waren, zullen wij nu voorts met enige stukken en voorbeelden nader aanwijzen.
§. IV.
DAMISCUS, die op twaalfjarige leeftijd de jongens in het perk voorbijstoof, verkreeg er daarna nog vijf, zowel Nemeïsche als Isthmische overwinningen, en bijgevolg ook zoveel kronen, zoals Pausanias verhaalt. (Pausanias boek 6).
§. V.
Die GLAUCUS, waarover voorheen al melding is gemaakt
Boek - pag. 407
is, ontving, naar het zeggen van diezelfde, behalve de Olympische, nog twee Pythische, en acht Nemeïsche en Isthmische kronen. (dezelfde, terzelfder plaatse).
§. VI.
DORIEUS verkreeg behalve de Olympische acht Isthmische, zeven Nemeïsche, en dan nog een Pythische. (dezelfde, terzelfder plaatse).
§. VII.
Ook die THEAGENES, over wiens boete voorheen gesproken is, won en verkreeg op de volgende Olympische strijd de prijs: verkreeg daarna nog wegens het Vuistgevecht drie Pythische kronen, negen Nemeïsche, en wegens de gemengde strijd, bestaande uit het Vuistgevecht en de gecombineerde vechtsport, nog tien Isthmische, zoals dezelfde Schrijver getuigt. (dezelfde, terzelfder plaatse).
§. VIII.
Echter, naar het verhaal van dezelfde Pausanias, bracht PHTHIAS het hoger: want deze, strevend naar eer en ijverend tegen een zekere ACHILLES, verkreeg (te weten uit verscheiden spelen, en van verscheiden plaatsen en tijden) kronen, niet slechts bij twaalven, maar honderden, tot het getal van vierhonderd toe. (dezelfde, terzelfder plaatse).
§. IX.
Evenals Dio bij Xiphilinus verhaalt, dat de vermaarde Wagenmenner EUPREPES, door CARACALLA gedood omdat Hij een verschillende factie begunstigde, zevenhonderd tweeëntachtig kronen weggedragen heeft. (Xiphilinus in Antoninus Caracalla). Zie over deze ook bij Faber.
§. X.
De ijdele eerzucht van NERO, om als een RONDREIZENDE OVERWINNAAR in het rond en in alle spelen te overwinnen, en met veel kronen te pronken, deed Hem Griekenland doortrekken, en niet alleen de manhafte Strijd- en Oorlogsspelen, maar veeleer het dansspel, citherspel,
Boek - pag. 408
zangspel, en dergelijke handhaven, zoals Zonaras dit van Hem getuigt (Faber, Worstelingen, boek 1, hoofdstuk 28): En toch doorkruiste hij ook Griekenland, niet zoals zijn voorvaderen, maar voor het dans- en citherspel en voor de wedstrijd van de uitroeping en der tragedies: want Rome was hem niet genoeg, maar hij moest ook een buitenlandse tocht doen, opdat hij een rondreizende overwinnaar werd, zoals hij zei. (Zonaras, jaargangen, deel 2, pag. 188). Daarom werd Hij dan bij Suetonius beschreven, als terugkerend te Rome en binnentredend met een Olympische kroon op het hoofd, en een Pythische in de rechterhand, en heilige kronen in zijn slaapkamer rond het bed geplaatst te hebben, waarover Casaubonus zegt: (Suetonius in Nero hoofdstuk 25): Zijn dat die, waarover Dio spreekt? Welke getuigt, dat er duizend achthonderd en acht kronen, die Nero met wagenrennen verdiend had, door hem in het Circus aan de Egyptische obelisk zijn opgehangen. (Casaubonus bij Suetonius, terzelfder plaatse). Zie daar wat een stapel kronen! Hij had ze niet verdiend, maar ze waren Hem gegeven, ten dele wegens zijn gezag en vermogen, ten dele wegens zijn geld, waarmee Hij de Spelrichters omkocht, zoals blijkt uit het voorbeeld, dat Dio verhaalt, te weten dat NERO in het Olympische veld van de wagen gestort zijnde, (waarvan ook Suetonius verhaalt (Suetonius in Nero hoofdstuk 24)) echter tot Overwinnaar verklaard werd door de Griekse juryleden voor een sommetje van vijfentwintig miljoen: waarover wij misschien reeds tevoren gesproken hebben. (Xiphilinus pag. 178).
§. XI.
Hoewel het getal der kronen de eer vermeerderde,
Boek - pag. 409
zoals nu openbaar is, zo was het echter genoeg om een enige kroon uit de Olympische spelen weg te dragen, om iemand hooggeëerd te maken, en de heerlijkste vruchten en gevolgen van de kroon (waarover in het vervolg) te doen genieten.
§. XII.
En een zodanige kroon, al was het er maar één, was de eerste ereprijs, zoals de Grieken zeggen, dat is, de eerste, en gevolgelijk allerhoogste prijs, die alleen zulke heerlijke vruchten met zich meesleepte en toebracht. En deze werd zo genoemd ter onderscheiding en met het oog op de () tweede, en derde, dat is, de tweede en derde prijs: of in het meervoud de eerste prijzen of de eerste ereprijzen, de tweede prijzen of de tweede ereprijzen, en de derde prijzen genoemd; zoals bij P. Faber breder kan worden gezien (Faber, Worstelingen, boek 3, hoofdstuk 20);
(*) Het is waar, dat Paulus 1 Kor. 9:27 zegt: weet gijlieden niet, dat die in de loopbaan lopen allen wel lopen, maar dat één de prijs ontvangt? en dat bij Lucianus in de Gymnas. tom. 2. p. 273. Anacharsis zich verwondert, zeggende: o Solon, doorstaan dan zovelen de arbeid om één onbeduidende en onzekere overwinning: te meer, daar zij weten, dat maar één van allen tot Overwinnaar zal verklaard worden, en de overwonnenen de meesten zijn, van wie sommigen slagen, sommigen ook wonden erbarmelijk ontvangen? Evenwel, schoon de Overwinnaar alleen met de eerste prijzen ervandoor ging, wat de prijs was, verhinderde zulks niet, dat de Bijna-Overwinnaars ook enige prijzen ontvingen, die men de tweede prijzen en de derde prijzen noemde, of ook de vierde prijzen, zoals Lydius aanmerkt. Musculus ondertussen zegt zeer zoet over Paulus' aangehaalde plaats; dat Paulus niet zegt: loopt zo, dat één van u de prijs ontvange, maar dat gij die ontvangen moogt; te kennen gevende, dat dit het onderscheid is tussen de aardse en hemelse wedstrijd, dat in de loop van het Christendom het niet maar aan één alleen mag gebeuren de prijs weg te dragen, zoals in het perk van de lichamelijke loop, maar dat allen macht en recht hebben de prijs te grijpen, als zij maar wettelijk lopen.
Boek - pag. 410
die ook uit verscheidene bronnen toont, dat naar gelijkenis van de Spelprijzen ontleend ook het betere van andere dingen de eerste prijzen, en hetgeen een weinig minder is de tweede prijzen toegeschreven wordt: hetwelk Hij het klaarst bevestigt met dit gezegde van Herodianus: Want deze stad, die in rijkdom en veelheid van inwoners en grootte alleen Rome voor zich laat gaan, wedijvert tegen Alexandrië in Egypte om de tweede plaats. (Herodianus boek 7, hoofdstuk 13).
§. XIII.
En geen wonder, dat er tweede en derde prijzen ingesteld werden, want zij waren bijna Overwinnaars en werden er bijna voor gehouden, die in het Spel de Overwinnaars zo nabij kwamen, dat ze de tweede en derde gerekend werden. Hun wakkerheid niet te erkennen, zou evenveel zijn als de dapperheid te honen, en degenen, die de hoogste prijs (die alleen zoveel lof en heerlijke gevolgen had) niet hadden kunnen verkrijgen, niet te willen troosten met mindere gaven. Deze weg laat dan ook Vergilius zijn AENEAS inslaan (Vergilius Aeneis boek 5), zowel omtrent de Spelers van de Scheepswedstrijd, waarin wel aan CLOANTHUS, als de Overwinnaar, de eerste prijs, doch aan MNESTHEUS de tweede, aan GYAS de derde, en dan nog aan SERGESTUS, die op een klip gelopen was, uit barmhartigheid een vierde toegekend werd. Dus verhaalt de Dichter het: (vers 244-285)
Toen sprak de zoon van Anchises, nadat allen volgens gebruik waren samengeroepen, en verklaarde met de luide stem van de heraut Cloanthus tot winnaar en omkranst zijn slapen met groene laurier; en hij geeft als geschenken voor de schepen, om uit te kiezen, drie jonge ossen, wijnen, en een groot talent zilver om mee te nemen. Aan de aanvoerders zelf voegt hij bijzondere eerbewijzen toe:
Boek - pag. 411
aan de winnaar een vergulde mantel, waar rondom veel purper van Meliboea in een dubbele meander liep. En daarin geweven de jongen op de lommerrijke Ida, die de snelle herten met speer en loop vermoeit, vurig, gelijkend op een hijgende; hem heeft de snelle wapendrager van Jupiter van de Ida verheven met zijn poten weggevoerd. De oude wachters strekken tevergeefs hun handen naar de sterren, en het geblaf van de honden raast in de luchten. Maar, aan hem die vervolgens door moed de tweede plaats behaalde, schenkt hij een maliënkolder, met gladde haken en drievoudig goud samengevlochten, die hijzelf als overwinnaar bij de snelle Simoïs onder het hoge Ilion van Demoleus had afgenomen, om te bezitten, als sieraad en bescherming in de strijd. Nauwelijks droegen de dienaren Phegeus en Sagarus het veelvoudige kledingstuk, steunend op hun schouders; maar Demoleus, hiermee ooit gekleed, joeg de zwervende Trojanen in hun loop op. Als derde geschenk geeft hij een paar koperen ketels, en bekers van zilver, bewerkt en ruw met figuren. En nu, allen aldus begiftigd en trots op hun rijkdommen, gingen zij heen, hun slapen omwonden met purperen banden: toen Sergestus, met veel moeite nauwelijks van de woeste rots losgerukt, met verloren riemen en verzwakt in één rij, zijn bespotte schip zonder eer voortstuurde. Zoals vaak een slang, op de weg op een verhoging verrast, waarover een bronzen wiel is gereden, of die een reiziger met een zware slag van een steen halfdood en verscheurd heeft achtergelaten: tevergeefs probeert hij te vluchten met lange kronkels van zijn lichaam, deels woest en met brandende ogen, en zijn sissende nek hoog opheffend; een deel, door de wond van zijn staart tegengehouden, knoopt knopen en wikkelt zich in zijn eigen ledematen. Met zulk roeiwerk bewoog het schip zich traag: toch maakt het zeil, en bereikt de havenmond met volle zeilen. Aeneas beloont Sergestus met het beloofde geschenk, blij om het geredde schip en de teruggebrachte makkers.
Boek - pag. 412
Aan hem wordt een slavin gegeven, van Kretenzische afkomst, Pholoë, niet onbekend met de werken van Minerva, en met een tweeling aan haar borst.
Dat is:
De zoon van Anchises, om hen allen te begiftigen,
Verzamelde hen, verklaarde voor Cloanthus
De winnaar door de stem van de omroeper op het strand,
Bekranst het hoofd van de winnaar met groene laurier,
Beveelt de wijnen en drie runderen, vette dieren,
En een grote schat aan zilver, mild en blij,
Te brengen als een gift voor drie schepen op een rij,
Voorziet de kapiteins zelf van de allerhoogste gaven,
De overwinnaar met een praalkleed, om te paraderen
In het gouden laken, dat wel tweemaal om de zoom
Rijkelijk was afgezet met een Meander-stroom,
Van het Melibeïsche paars, waar Ganymedes, geweven
Op het bosrijke Ida, vastberaden de herten najaagt
Zo snel met zijn speer, dat hij de dieren uitput,
Hij hijgt naar adem, die, elders opgepakt,
Door Jupiters schildknaap en zijn kromme klauwen,
En opgepakt, verschrikt naar 's hemels hoge sloten;
Terwijl de oude stoet tevergeefs, aldus verrast,
Hem nagrijpt, daar de galm van de hazewindhonden blaft,
En nabauwt in de lucht. Toen gaf hij, een liefhebber
Van deugd, de tweede prijs aan de tweede overwinnaar,
Een zeer kostbaar pantser, drie ringen dik
Van gouden maliën, dat hij, zonder schrik,
Voor het hoge Troje, waar het Demoleüs mislukte,
Bij de trotse Simoïs hem van het lijf rukte.
Het gewicht viel Sagarus en ook Phegeus, die het droeg,
Twee dienaren, even sterk, in het dragen zwaar genoeg,
Demoleüs, hiermee voorzien, tijdens zijn leven,
Had menigmaal in het veld de Trojanen verdreven.
Boek - pag. 413
De derde geschenken, die hij uitdeelt in dit perk,
Zijn een paar ketels, van rood koper, stevig en sterk,
Ook drinkschalen, vervaardigd van zilver, en verheven
Met groot aanzienlijk werk. De prijzen dus gegeven,
Zo treden ze allen heen, bemoedigd door de prijs,
De kransen om het hoofd met purper, naar de gewoonte.
Gebonden, elk om het rijkst begiftigd, vrij van zorgen;
Wanneer Sergestus, op de scherpe klip geborgen,
En met behendigheid ontsnapt van de klip,
Bespot en moedeloos hier aankwam met zijn schip,
Een ganse rij verzwakt, ontdaan van zijn riemen.
Zoals weleer op de weg een felle slang [die men
Met een beslagen rad verplette en overreed:
Of waar een reizend man met een kei naar smeet,
Waarmee hij haar zwaar verwondde, en halfdood, van bloed gezwollen, liet liggen;]
Tevergeefs wil vluchten, met haar lichaam lange krollen
En kringels maakt, ten dele nog grimmig, fors en fier
Het hoofd omhoog verheft, twee ogen, rood als vuur,
Nog openspert, met de bek sissend; en ten dele,
Verminkt door haar verwonding, opdat ze het lichaam heelt,
Het voor- en achterlijf met knopen aan elkaar hecht,
Zich in elkaar kronkelt met haar gekneusde leden:
Zo kwam het trage schip aanroeien, het water schavend.
Het zeilt nogtans, en spoedt zich, en loopt de havenmond
Met volle zeilen in. Aeneas evenwel
Eert Sergestus met de prijs, de winnaar van het spel
Beloofd, en is verheugd, dewijl nu vrij van zorgen,
De makkers en het schip gered zijn, en geborgen.
Hij schenkt hem Pholoë, een Kretenzische slavin,
Die een paar tweelingen, uit moederlijke min,
Aan haar borsten zoogt en drukt, en sleet haar uren
Met wol te spinnen, en vernuftig in het borduren,
Een kunstig handwerk, zelfs Minerva eigen.
Boek - pag. 414
Zo bij de Spelers van de Wedloop, waarin EURYALUS, als Overwinnaar, de eerste, HELYNUS de tweede, DIORES de derde, SALIUS de vierde, en NISUS (doch deze twee uit medelijden) de vijfde prijs ontving: hetwelk de Dichter aldus uitdrukt: (vers 337-361)
Euryalus schiet vooruit, en als winnaar door de gift van zijn vriend, houdt hij de eerste plaats, en vliegt voort onder applaus en een gunstig gejuich. Na hem volgt Elymus, en nu is de derde palmtak voor Diores. Hier vult Salius de hele ruimte van de grote cavea en de gezichten van de voorvaderen met luid geschreeuw; en eist dat de eer, hem door list ontnomen, aan hem wordt teruggegeven. De gunst van het publiek beschermt Euryalus, en zijn bevallige tranen, en de deugd die nog aangenamer is in een schoon lichaam. Diores helpt hem en roept met luide stem: hij die de palmtak heeft behaald; en tevergeefs naar de prijzen is gekomen, als de eerste eerbewijzen aan Salius worden teruggegeven. Toen zei vader Aeneas: "Jullie geschenken, jongens, blijven voor jullie zeker, en niemand neemt de palmtak uit de volgorde weg. Laat het mij vergund zijn medelijden te hebben met het lot van een onschuldige vriend." Zo sprak hij, en gaf aan Salius de enorme huid van een Gaetulische leeuw, zwaar van vacht en met gouden klauwen. Hierop zei Nisus: "Als er zulke grote beloningen zijn voor de verslagenen, en u medelijden hebt met de gevallenen; welke waardige geschenken zult u dan aan Nisus geven, die met lof de eerste kroon verdiende; als het vijandige lot, dat Salius trof, mij niet had getroffen?" En tegelijk met deze woorden toonde hij zijn gezicht en zijn met nat slijk besmeurde ledematen. De voortreffelijke vader lachte hem toe, en beval dat het schild, het kunstwerk van Didymaon, van de heilige deurpost van Neptunus door de Danaërs losgemaakt, gebracht werd. Met dit voortreffelijke geschenk begiftigt hij de uitmuntende jongeman.
Dat is:
Toen rukte Euryalus vooruit, en won zo dapper
De eerste prijs, door hulp van zijn trouwe makker,
Boek - pag. 415
En vloog op het handgeklap en op de schelle stem
Van zijn begunstigers: en Helymus volgt hem.
De derde prijs wordt door Diores uitgekozen.
Toen liet Salius zich voor alle heren horen,
In hun vergadering. Hij verzocht dat ieder snel
Hem de eer toestond, die hem door list ontroofd was:
Maar 's rechters gunst, hier aan Euryalus toegedragen,
De lieve tranen en deugd, die iedereen behagen,
De deugd, die schoner uit het schone lichaam straalt,
Bezorgen hem de prijs. Diores, die niet nalaat
Het recht van Euryalus met reden te verweren,
Roept: zal men Salius de eerste prijs vereren,
Dan strijkt hij ten onrechte slechts voor de laatste loopprijs.
De Vorst Aeneas sprak: o knapen, rust en zwijgt.
Uw prijzen zullen u, naar uw wens, ten deel vallen,
De welverdiende loon zal niemand u ontrukken.
Gedoogt nu dat de onschuld van mijn vriend mij deert,
En zulk een ongeval. Zo spreekt hij, en vereert
Aan Salius een vel, de leeuw van het lijf getrokken
In het woeste Getulische woud, en ruig van haar en lokken,
Met gouden klauwen aan, bewerkt tot een pantser.
En toen sprak Nisus: hoe, hoe nu? Beloon men hier
Overwonnenen zo? Kan medelijden het recht zo krenken?
Welke prijs behoorde u dan wel aan Nisus te schenken,
Die lofwaardig, en met recht, de eerste loopkrans won;
Indien het loopfortuin, dat Salius zo kon
Verraden, mij de voet zo dwars in het lopen zette?
Zo spreekt hij, en vertoont zijn aangezicht, door de smet
Van slijm en bloed besmeurd. De goede vader lachte,
Beval de beukelaar, waar Didymaon vroeg
Zijn geest aan te koste legde, te brengen, die de benden
Uit Grieken, die Neptunus' altaar en tempel schonden,
Afrukten van de post: en midden in de kring
Vereert hij dit geschenk aan de dappere jongeling.
Boek - pag. 416
Als bij de Duivenschutters, bij wie de overwinnende EURYTION de eerste prijs zou hebben ontvangen, indien niet om een reden ACESTES met zijn goedkeuring voor hem was gesteld: nu ontving dan ACESTES de eerste, EURYTION de tweede, MNESTHEUS de derde, en HIPPOCOON de vierde. Waarvan de Dichter op de volgende manier spreekt: (vers 531-544)
-- maar hij omhelsde de blije Acestus en overlaadde hem met grote geschenken, en sprak aldus: Neem, vader, want de grote koning van de Olympus wilde dat u, bij zulke voortekenen, een buitengewone eer zou ontvangen. Dit geschenk zult u hebben van de oude Anchises zelf: een krater met ingedrukte figuren, die de Thracische Cisseus eens aan vader Anchises als een groot geschenk had gegeven om te dragen, als een aandenken en een pand van liefde. Zo sprekend, omkranst hij zijn slapen met groene laurier, en noemt Acestus als eerste winnaar voor allen. En de goede Eurytion was niet jaloers op de hem voorgeplaatste eer, hoewel hij alleen de vogel uit de hoge hemel neerschoot. Als volgende komt hij die de banden verbrak voor de geschenken: als laatste hij die met een vliegende pijl de mast raakte.
Dat is:
---- Aeneas viel Acestus
Met blijdschap om de hals, begiftigt hem op zijn best
Heel rijkelijk, en sprak: aanvaard toch deze geschenken,
O vader, [want het behaagt Jupiter u te bedenken,
Die bij de loting nu misdeelt zijt, met die prijs,
Door deze voortekens.] dit geschenk is van Anchises
De oude nog bewaard; een gouden kop, gedreven
Met groot aanzienlijk werk, van Cisseus hem gegeven,
De Thraciër, als een pand van gunst, nooit weldoens moe.
Zo spreekt hij, legt Acestus de hoogste schietprijs toe,
Boek - pag. 417
Bekranst zijn hoofd met loof en groene laurierbladen.
De goede Eurytion is met geen nijd beladen,
Omdat men boven hem een ander de eer gunt,
Schoon hij alleen de duif omhoog schoot met zijn pijl:
En na Eurytion heeft Mnestheus de prijs genoten,
Dewijl zijn boog de koord in stukken had geschoten.
Hippokoön kwam laatst, de treffer van de mast.
§ XIV.
Bij deze van Vergilius mogen wij nog enige voorbeelden uit Statius voegen, die over de geëindigde loopwedstrijd en de prijsuitreiking daarvan aldus spreekt: (Statius Thebaïs boek 6, vers 643)
De lopen zijn beëindigd, en de eretekens van de prestaties zijn aanwezig: als geschenk krijgt Arcas een paard, de onvervaarde Idas draagt een schild; het overige volk is tevreden en verheugt zich met Lycische pijlenkokers.
Dat is:
De Renloop is gedaan, op arbeid volgen prijzen:
Het paard is aan Arcas, het schild aan Idas toe te wijzen;
De rest gaat heen met een pijlkoker, heel voldaan,
Een pijlkoker zoals die op Lycische schouders past.
En dus van de Werpwedstrijd: (vers 719)
Toen beval de zoon van Talaus de overwinnaar een lege tijgerhuid te geven, die omgeven was met een goudgele rand en de uiterste klauwen met goud had getemd. Menestheus heeft Gnosiaanse bogen en zwervende pijlen. Maar tot Phlaegyas, door een ongelukkig toeval teleurgesteld, zei hij: "Aan u geven wij dit zwaard te dragen, eens de trots en hulp van onze Pelasgen (en Hippomedon zal er niet jaloers op zijn)."
Dat is:
Adrastus gaat daarop de prijzen overhandigen,
Hij laat een tijgerhuid bij Hippomedon ontvangen,
Boek - pag. 418
Die geel gestreept, en ook de klauwen met geel goud
Versierd heeft en getemd: maar Mnestheus, tweede, houdt
Gnosiaanse bogen, en dan nog zeer snelle pijlen.
Maar tot Phlaegyas zegt Adrastus onderwijl:
Het geluk was u tegen, wees nochtans niet ongeëerd:
Houd daar, ontvang, als derde, dat glinsterende zwaard.
Onze praal, Pelasgische hulp, om dapper te strijden.
Ik weet dat Hippomedon zelf dat niet zal benijden.
§. XV.
En hiermee is dan klaar genoeg getoond, dat de naaste aan de Overwinnaar de tweede en derde prijzen ontvingen, te weten in zodanige Strijdspelen, waar zoveel of meer Personen tegelijk aan het werk traden: want waar maar twee zich vertoonden, werden ook maar eerste en tweede prijzen uitgedeeld: zoals het gebeurde in die vuistgevechtstrijd tussen DARES en ENTELLUS, waarin AENEAS de Overwinnaar een jonge stier toekende, met goud en strikken versierd, en de Overwonnene, die hier de naaste aan de Overwinnaar kwam, een degen en helm. Dus verhaalt het Vergilius: (Vergilius Aeneis boek 5, vers 365)
Zo sprak hij, en stelde een dubbele eer voor de strijd voorop; voor de overwinnaar een jonge stier, versierd met goud en linten; een zwaard en een opvallende helm als troost voor de overwonnene.
Dat is:
Zo sprak hij, zet meteen twee prijzen voor wie het wilden,
Een os, gestrikt om het hoofd met louter gouden schilden,
Tot 's Overwinnaars loon; een dappere helm en zwaard,
Tot 's overwonnenes troost.
Dus was de belofte of het voorstel, maar daarna verhaalt dezelfde, dat ook de betaling zo geweest is, als Hij zegt:
Boek - pag. 419
(vers 461)
Maar hem, terwijl hij moeizaam zijn knieën voortsleepte, en zijn hoofd naar beide kanten schudde, en dik bloed uit zijn mond spuugde, met tanden vermengd in het bloed, leiden zijn trouwe metgezellen naar de schepen, en nadat ze geroepen zijn, ontvangen ze de helm en het zwaard: de palmtak en de stier laten ze aan Entellus over.
Dat is:
---- maar al wie Dares liefhebben,
Zijn strijdmakkers leiden hem (die van vermoeidheid vast
De benen nasleept, en het hoofd van overlast
Naar weerszijden hangen laat, geronnen bloed en tanden
Bij stukken uit de neus en mond spuwt,) naar de stranden,
Te schepe, en krijgen, elk gedagvaard, helm en zwaard,
En laten held Entellus de stier, als prijs bewaard,
Genieten, en de palm.
Hetzelfde gold ook voor het worstelspel tussen TYDEUS en AGYLLEUS, naar het getuigenis van Statius: (Statius Thebaïs 6, vers 902)
Maar Tydeus, met de palmtak in zijn rechterhand en de glanzende wapens als geschenk in zijn linker: terwijl hij deze tegelijk toont, de gezochte beloningen van lof, geeft hij ze aan zijn metgezellen; het verwaarloosde borstharnas volgt Agylleus.
Dat is:
Maar Tydeus droeg de palm zeer roemrijk in zijn rechter
En in zijn linkerhand de gladde wapens: echter
Schoon hij ze brallend vertoonde, gaf hij ze op dat pas
Aan zijn vrienden: Agylleus verkreeg het borstharnas.