Voorreden - pag. 1
V O O R R E D E N
Over het licht dat de Olympische Jaren en Olympische Spelen kunnen werpen op het Heilige Woord
OPGESTELD DOOR
ALBERTUS VOGET
Doctor en Professor in de Heilige Godgeleerdheid
Nut der Oudheden tot opheldering van de BIJBEL.
§. I.
Het beste gebruik van wereldlijke wetenschappen, en onder deze de heidense oudheden, is wanneer ze aangewend worden om de glans van de majesteit van de hoogwaardige goddelijke openbaring te verhelderen. Immers, alle edele en beschaafde kunsten moeten aan die koningin der wetenschappen, die in de door God ingegeven Schriften haar grond en zetel heeft, schatting betalen, hun beste en edelste voortbrengselen afstaan, om haar heiligdom te versieren: evenals de mooiste kleinoden, kostbaarste metalen en goederen, en alle geroofde schatten van Egypte, eertijds moesten dienen om de pracht en praal van de tabernakel te vermeerderen.
§. II.
Toegepast op de Olympische Spelen
Het onderwerp van de Griekse oudheden dat in dit huidige ...
Voorreden - pag. 2
...boek wordt uitgewerkt, te weten de Spelen die om de vier jaar in het Peloponnesische veld OLYMPIA, gelegen in het gebied van PISA, ter ere van JUPITER, telkens weer gehouden werden, kan op twee manieren dienstbaar gemaakt worden om enig licht te werpen op de BIJBEL. Ten dele is dat de OLYMPISCHE JAARTELLING die door de Olympische Spelen (Het is in twee opzichten dienstig.) haar oorsprong heeft. Ten dele zijn het de GEBRUIKEN VAN DEZE SPELEN zelf die hiertoe bruikbaar zijn.
§. III.
TEN EERSTE door een jaartelling, de oudste van de Grieken, die door de Olympische Spelen haar oorsprong heeft. Waar en wanneer begon de Olympische jaarrekening?
Wat het eerste betreft: de eerste jaartelling of tijdsindeling die onder de Grieken bekend was, werd die van de OLYMPIADEN genoemd; elke olympiade was een periode van 4 niet geheel gelijke jaren, beginnende de eerste Olympiade met de volle maan die het dichtst na de langste dag viel van het 3938e jaar van de Juliaanse periode, of van het jaar na de schepping van de wereld 3208, volgens PETAVIUS, ongeveer 776 jaren voor de geboorte van de Heiland. Ik bereken dit volgens de gangbare telling van de Olympische jaren, niet vanaf de eerste instelling van de Olympische Spelen, die plaatsvond door IPHITUS, LYCURGUS en CLEOSTHENES, maar 108 jaar later, nadat COROEBUS, de Eliër, overwinnaar in de hardloopwedstrijd was geworden, na verloop van reeds 27 Olympische vierjarenperiodes. (V. fragm. PHLEGONTIS TRALLIANI de Olympiis, uitgegeven door J. ...
Voorreden - pag. 3
...MEURSIUS.) Want vanaf het begin van de achtentwintigste Olympische vierjarenperiode wordt nu algemeen het beginpunt van de Olympische jaren door de tijdrekenaars aangenomen.
§. IV.
Onzekerheid van de heidense geschiedenis daarvoor.
Tot die tijd was de Griekse geschiedenis (over het algemeen verward en onvolmaakt. Varro noemde die tijd μυθικὴν, fabelachtig. Er was geen zekerheid in enig heidens verhaal of geschiedenisboek. Geen wonder, aangezien alle zaken zonder onderscheid of indeling van tijd door de Grieken beschreven waren. Dit wordt aangetoond door EUSEBIUS uit de jaarboeken van AFRICANUS in het 10e boek van zijn Evangelische Voorbereiding c. x. p. 487. en verder.
§. V.
Bijbelse tijdrekening veel vroeger.
Vergelijken we hiermee nu eens de heilige Bijbelschrijvers en hun geschiedverhaal en tijdrekening; het zal ons niet weinig LICHT geven om het goddelijk gezag en de achting van de Bijbel, die de alleroudste is, te erkennen! De eerste schrijver van de gewijde geschiedenisboeken, MOSES, was bijna 800 jaar ouder dan het beginpunt van het eerste jaar van de eerste Olympiade. Hij begint zijn verhaal bij de schepping van de dingen en zijn tijdrekening vanaf het allereerste moment van de tijd. In zijn verslag, en in dat van de volgende heilige geschiedschrijvers, zijn zekere kenmerken en voetsporen te ontdekken en na te gaan, om een aaneengeschakelde tijd-...
Voorreden - pag. 4
...kaveling op te stellen van gebeurtenissen in drieduizend en meer dan tweehonderd jaren, voordat de eerste jaarrekening, welke de Olympische was, onder de Grieken was begonnen.
§. VI.
Tijdsindeling door Olympische jaren zeer laat.
Ja, wat zeg ik, begonnen? De Olympische jaren zijn pas laat, na de tijd van Alexander de Grote, als tijdsindeling gebruikt. De eerste schrijver die dat deed en wiens werk ons ter hand is gekomen, is POLYBIUS. Vóór hem heeft TIMAEUS LOCRUS, mogelijk als eerste van allen, de tijden afgemeten aan de hand van Olympische jaren. V. Excerpta POLYBII à VALESIO publicata p. 50.
§. VII.
Olympische jaren, ter erkenning van de stipte vervulling van de profetieën van nut.
Ik zal een andere reden aanvoeren, ten bewijze dat de Olympische jaren, ter erkenning van de waarheid en de achting van het goddelijk boek, van nut kunnen zijn. Hoe groot belang heeft ons geloof erbij dat het verzekerd is van de ware, daadwerkelijke vervulling van de goddelijke voorzeggingen? En dat niet alleen aangaande de zaken die moesten gebeuren, maar in het bijzonder ook aangaande de juiste tijd waarop die zouden geschieden. Neem bijvoorbeeld de stipte uitvoering, op de juiste tijd, binnen zeventig jaarweken, van elk onderdeel voorzegd bij DANIEL CAP. IX. V. 24-27. Maar hoe zal men, nu de beschrijving van de Heilige Geschiedenis van het Oude Testament ophoudt en in de telling van de jaren na de terugkeer van Israël ....
Voorrede - pag. 5
....uit de Babylonische gevangenschap uit de BIJBEL niet genoegzaam of geen licht te vinden is, de vervulling van het juiste aantal van die jaren aantonen? Hiertoe is, naast andere hulpmiddelen, de Olympische jaartelling weer van nuttig gebruik.
§. VIII.
Hoe lang die jaartelling geduurd heeft?
Haar begin hebben we vermeld. Ze heeft ook vrij lang geduurd. De geleerde JOACH. LANGIUS zegt in zijn Hist. Eccl. V. T. p. 756. dat de jaartelling door middel van Olympiaden heeft geduurd tot het jaar na Christus' geboorte 312, wanneer door gezag van CONSTANTIJN de Grote de epoche van de indicties in plaats daarvan gesteld is. Maar ik weet niet of men wel kan bewijzen dat de Olympische jaarrekening toen al in onbruik is geraakt. In ieder geval vindt men in het CHRONICON HIERONYMI EUSEBIANUM, na het jaar van Christus 312, tijdrekening door middel van Olympische jaren.
§. IX.
Hoe te vergelijken met de tijdsaanduidingen van de Bijbel en met andere bronnen?
Door het natellen van de Olympiaden kan het aantal jaren dat sedert het beginpunt van die Olympiaden in het verloop is verstreken, achterhaald worden. De Bijbelse tijdsaanduidingen bij DANIEL, vergeleken met de Olympische jaren, ook de tijdsindelende opmerkingen uit de boeken van de Makkabeeën, overwogen naast diezelfde Olympische jaarrekening, hebben geleerden die dit soort zaken onderzoeken veel inzicht verschaft. Men leest slechts het werk van de voortreffelijke...
Voorreden - pag. 6
....PRIDEAUX, genaamd Het Oude en Nieuwe Verbond aan één geschakeld.
§. X.
Canon van Ptolemaeus
Aan deze waarneming zal verder kracht toegevoegd worden door de TIJDREGEL VAN PTOLEMAEUS. (welke een PHARUS HISTORICA, EEN BAAK VAN DE GESCHIEDENIS IS,) aangezien de waarheid van de tijdsindeling van deze regel, of Canon, ook door de Olympische jaartelling bevestigd wordt.
§. XI.
Geschiedenis daarvan
CLAUDIUS PTOLEMAEUS, een Egyptenaar uit, een vermaard sterrenkundige en geograaf, die in de tweede eeuw na Christus gebloeid heeft onder de keizers HADRIANUS en ANTONINUS PIUS, heeft onder andere werken een CANON MATHEMATICUS, of WISKUNDIGE REGEL nagelaten. Daarvan wordt door oude schrijvers dikwijls melding gemaakt. Maar door gelukzeggers, die aan de hand van iemands geboorte-uur voorspellingen deden (Genethliaci), was dit werk zo bedorven en verbasterd, dat de kerkelijke schrijvers ANIANUS en PANODORUS hebben geprobeerd het te herzien en te verbeteren, maar met een ongelukkige afloop. Beter is het hersteld en hervormd door de grote SCALIGER Canon. Isag. Lib. III. Cap. 2., echter niet zonder gissingen, vermoedens. De goddelijke voorzienigheid beschikte in het jaar 1613 dat doctor OVERALLUS, deken van de St. Paul's Kerk in Londen, in de bibliotheek aldaar een onbedorven en onvervalst afschrift van de...
Voorreden - pag. 7
...CANON van PTOLEMAEUS vond, die, door ABRAHAMUS SCULTETUS aan SETHUS CALVISIUS overhandigd zijnde, door laatstgenoemde in zijn Isagoge Chronologica Cap. 10. is ingevoegd. Evenzo heeft later PETAVIUS in de Koninklijke bibliotheek te Parijs een oud handschrift van PTOLEMAEUS' tijdregel ontdekt, dat zeer overeenkomt met het Londense, hetwelk hij achter zijn rationarium temporum (rekenboek der tijden) heeft geplaatst. Ook hebben aan deze Canon van Ptolemaeus hun ijver besteed JOHANNES MARSHAMUS in Canone Chron. en in het bijzonder HENRICUS DODWELLUS in appendice ad Dissertationes Cyprianicas.
§. XII.
Onvervalsheid
Dat nu de wiskundige tijdregel van Ptolemaeus, waarop vermaarde tijdrekenaars hedendaags nog zo veel bouwen, werkelijk door deze auteur gemaakt, en onder ons gangbaar, onvervalst is, blijkt uit de overeenkomst van die tijdregel met andere werken van Ptolemaeus, in het bijzonder met zijn ALMAGESTUM, of grote wiskundige samenstelling. Men zie vier tijdtafels uit PTOLEMAEUS' Canon, volgens het Londense afschrift, vergeleken met het ALMAGESTUM van diezelfde auteur, bij JUNGMANNUS over Daniel Tom. 1. p. m. 678-682. en men zal met genoegen de nauwkeurigste overeenkomst ontwaren.
Voorreden - pag. 8
§. XIII.
Inhoud
Deze tijdregel van Ptolemaeus schetst ten eerste de Babylonische koningen, van het eerste jaar van Nabonassar tot het laatste van Nabonadius, uitmakende 209 jaren. Ten tweede, de jaren van de Perzische koningen, van Cyrus' eerste jaar af tot het vierde van Darius Codomannus, samen 207 jaren. Ten derde, 27 jaren van drie Griekse koningen, Alexander de Grote, Philippus Aridaeus en Alexander Aegeus, bijeengerekend. Ten vierde, de jaren van de Lagidische of Egyptische koningen, van het eerste jaar van Ptolemaeus Lagi tot het laatste van Cleopatra, zijnde 275. Ten slotte de jaren van de Romeinse koningen, van de voltrekking van de zege bij Actium bevochten, toen Alexandrië veroverd werd, tot het laatste jaar van Antoninus, bedragende 189 jaren. En zo heeft onze Ptolemaeus, van het eerste jaar van NABONASSAR tot de dood van ANTONINUS, ons een tijdreeks van 907 jaren bewaard, van zeer noodzakelijk en nuttig gebruik om de oude ongewijde geschiedenis met de heilige te verbinden. Alleen dient hierbij opgemerkt te worden dat Ptolemaeus altijd volle jaren van 365 dagen telt, en de overige maanden aan de voorzaat of navolger toekent; en bij de overgang tot een nieuw rijk in Cyrus, Alexander, Augustus, de jaren niet rekent vanaf het beginpunt van hun regering, maar vanaf het einde van de laatste in het voorgaande rijk.
Voorreden - pag. 9
§. XIV.
Waarheid en achting, ook door de Olympische jaren.
Deze wiskundige tijdregel van PTOLEMAEUS is niet alleen op vele manieren bevestigd door de aantekeningen van de zon- en maansverduisteringen, en andere verschijnselen van de hemellichten, van groot gezag bij de tijdrekenaars, maar ook door onze OLYMPISCHE JAARTELLING. De geleerde Jungmannus geeft daar in zijn eerder aangehaalde boek voorbeelden van. Hij toont op pag. 712-723, uit vergelijking met de Olympische jaarrekening, de waarheid en bondigheid aan van negen verschillende afstanden of tijdsintervallen in Ptolemaeus' tijdregel, waarbij hij ook de tegenwerpingen, uit POLYBIUS aangehaald, behandelt. Zie p. 723 vlg.
§. XV.
Hierom zijn de Olympische jaren van belang voor de interpretatie van het H. Woord.
Als de Olympische jaren, die door de Olympische Spelen hun oorsprong hebben, de tijdregel van Ptolemaeus versterken, en deze steun verleent aan de tijdsindeling van de jaren bij Daniël en andere profeten, ter verzekering van de stipte en juiste vervulling daarvan; dan werpen de Olympische jaren enig licht op het Heilige Woord, om de waarheid en achting van het Woord te erkennen en te eerbiedigen, hetgeen ik wilde aantonen.
§. XVI.
TEN TWEEDE, verhelderen de gebruiken van de Olympische Spelen vele plaatsen in het N.T., Nader onderzoek van de plaats Openb. II. 17. van de WITTE KEURSTEEN en de NIEUWE NAAM DAAROP
Niet minder kan door de Olympische Spelen zelf aan verscheidene plaatsen van het Nieuwe Testament, die op hun gebruiken zinspelen, nadere opheldering verschaft worden. Hiervan zijn...
Voorreden - pag. 10
...in dit tegenwoordig boek verscheidene leerpunten geleerd uiteengezet; in het bijzonder in de aantekeningen die onderaan de bladzijden zijn bijgedrukt. Het lijkt me nu gepast om op één plaats uit de Openbaring van JOHANNES, hoofdstuk II, vers 17, mijn aandacht en onderzoek te vestigen, door de geleerde schrijver zelf in dit werk aangehaald op p. 366. Zijn Eerwaarde oppert als mogelijkheid dat de ψῆφος λευκή, WITTE KEURSTEEN, die aldaar vermeld wordt, wellicht zou kunnen zinspelen op de witte steen die aan de Olympische overwinnaar gegeven werd. Ik zal de verschillende gedachten van de uitleggers over DEZE WITTE STEEN bijeenbrengen. De bescheiden lezer, die alles beproeft, houde het beste.
§. XVII.
Meningen over de zinspeling van de WITTE KEURSTEEN. Twee geheel onaannemelijk. Drie soorten die onderzoek waard zijn. I. Die op Joodse gewoonten doelen, menen. Zij hebben vier bijzondere meningen.
Er zijn twee meningen nauwelijks waard om aan te voeren over de zinspeling van deze witte keursteen. Sommige ouden, PRIMASIUS, HAYMO, RUPERTUS, en na hen VEGA en ALCASAR, die onder de keursteen Christus zelf verstaan, vertalen ψήφος met een robijn of een andere edelsteen: dat past evenmin bij de eigenlijke betekenis en het gebruik van het woord als bij de zaak. De dwaze bewering van de alchemisten is dat hier de Lapis Philosophorum (steen der wijzen) bedoeld wordt. De meningen die opmerking en onderzoek verdienen, overwegen I. of er op Joodse, II. of op christelijke,...
Voorreden - pag. 11
...III. of op heidense oudheden gedoeld en gezinspeeld wordt. Degenen die menen dat op Joodse gewoonten en gebruiken hier gezinspeeld wordt, (Zyn vier by zondere gevoelens) hebben vier verschillende gedachten.
§. XVIII.
Die van MORUS, doelend op een besnijdenissteen door de LXX ψήφος genoemd.
ALEXANDER MORUS stelt in zijn aantekeningen over het Nieuwe Testament (waarin vele opmerkingen, die hij in de Medicese bibliotheek te Florence verzameld heeft, bijeengebracht zijn, opnieuw uitgegeven met de waarnemingen van Ramirez de Prado en Poffinus over het N.T. door de uitmuntende heer FABRICIUS te Hamburg 1712) een bedenking voor op p. 217. 218, die GUIL. SALDENUS in zijn Otia Theologica Exerc. VIII. §. 8 p. 151. 152. wat scherp heeft tegengesproken, maar die JO. JAC. QUANDT in zijn geschiedkundige verhandeling de cultris circumciforiis ?? en secantibus Hebraeorum (over de besnijd- en offermessen van de Hebreeën) §. XII. p. 41. 44. opsmukt en verdedigen wil. Te weten: de LXX gebruiken het woord ψηφος, met Witte-Keursteen vertaald, voor een stenen besnijdmes Exod. IV. 25. Καλ λαβᾶσα Σεπφώρα ΨΗΦΟΝ vergelijk. Joz. V. 2. Zo zou dan aan de overwinnaar de geestelijke besnijdenis van het hart beloofd worden, met de scherpte van Gods woord, en daarbij een nieuwe naam in het hart geschreven, van een kind van God: zoals bij de besnijdenis ook een naamgeving geschiedde. Dit schijnt MORUS des te aannemelijker toe, omdat Johannes gewoon is water en bloed,...
Voorreden - pag. 12
...Doop en Avondmaal 1 Joh. v. 8. samen te voegen; zo zou het verborgen Manna in onze plaats kunnen doelen op het Heilig Avondmaal en de Witte Keursteen op de Heilige Doop, als een nieuwe besnijdenis, en in plaats van de besnijdenis gekomen; bij welke Doop een nieuwe naam, de naam van Christus gegeven wordt: zoals AUGUSTINUS zegt Confeff. Lib. 6. c. 4. Ecclesia unica, corpus unici Tui, in quâ mihi nomen Christi infanti est inditum: Dat is: De enige Kerk is het lichaam van uw enige, waarin mij, als kind zijnde, de naam van Christus gegeven is.
§. XIX.
Redenen daartegen
De lezer oordele of deze mening zich door een even krachtig oordeel aanprijst als het spitsvondigheid bezit. 1. ψηφος betekent in het algemeen een kleinere steen. De LXX gebruiken dit algemene woord om daarmee de bijzondere steen, die niet groot zal zijn geweest, die Zippora voor de besnijdenis van haar zoon gebruikte, aan te duiden. Gaat deze conclusie nu op: Welk woord, dat in het algemeen een kleinere steen aanduidt, eens gebruikt is om een steentje waarmee de besnijdenis verricht werd, uit te drukken, dat woord moet derhalve op een andere plaats ook specifiek vertaald worden met een besnijdsteen, terwijl op die andere plaats een steen van de besnijdenis niet past? 2. Wanneer en bij welk volk was men ooit gewoon om overwinnaars, wanneer men hen met spijzen had verkwikt, ter beloning...
Voorreden - pag. 13
...zwaarlijk te besnijden? 3. In welke taal van de wereld betekent: "Ik zal u een besnijdenissteen geven" zoveel als: "Ik zal u besnijden"? Hoe weet ik of mogelijk de besnijdenissteen niet aan de overwinnaar mocht zijn gegeven om één of meer overwonnenen, tot straf van hun lafhartigheid, daarmee smadelijk te besnijden? 4. Stel eens, niet toegevend, dat er op een besnijdenissteen gedoeld werd, hoe past de doop daarbij? Die geschiedt immers in de letter met geen steen. Waar is er enig leerbeeld in de gehele Bijbel dat een zeker woord iets betekent dat in de plaats is gekomen van de zaak die dat woord aanduidt? 5. Hoe kan het MANNA, eerst genoemd, als aan de overwinnaar gegeven, doelen op het Heilig Avondmaal, en daarna de witte besnijdenissteen op de Doop, daar immers de H. Doop ontvangen wordt vóór de bediening van het H. Avondmaal? 6. Een geestelijk overwinnaar, en die na de overwinning gegeten heeft van het Manna dat verborgen is, is reeds zo ver in de genade gevorderd, dat die, na de overwinning en verzadiging, de geestelijke besnijdenis van het hart, het eerste genadewerk van de H. Geest, niet eerst nodig heeft. 7. De Heer SALDENUS merkt ook aan dat op het besnijdenismes geen naam geschreven werd. Maar de Griekse woorden ἐπὶ τὴν ψῆφον ὄνομα και νὸν γεγραμμένον , kunnen een andere vertaling verdragen, namelijk deze: op de steen een nieuwe naam geschreven. Want ἐπὶ τὴν ψήφον kan vertaald worden met...
Voorreden - pag. 14
...nog bij die steen, boven die steen, behalve die steen enz., zoals in het vervolg nog nader zal blijken.
§. XX.
Oordeel van J. VLAK, dat misschien op de witte stenen tafelen van de wet gedoeld wordt
De geleerde JOHANNES VLAK geeft in de opdracht van zijn boek Witte Keursteen een andere gissing aan. Dat het eerder vermelde verborgen Manna ons verder leidt tot de stenen tafelen van het verbond, die daarnaast in de ark lagen. De tafelen had God GEGEVEN aan Mozes met het opschrift van ZIJN NAAM aan het hoofd van dezelve: IK BEN JEHOVAH, UW GOD. Dat was een NIEUWE NAAM, die aan de vaderen (in de vervulling) niet zo bekend was geweest als onder het Nieuwe Testament. Exod. VI. 2. Verder concludeert de Heer VLAK uit Deut. XXVII. 2-8, waar God opdraagt grote stenen op te richten en met kalk te bestrijken (ze dus WIT te maken) en daarop alle woorden van de wet te schrijven, dat derhalve de tafelen van de wet die in de ark lagen ook wit geweest zijn; althans dat zij op witte stenen in Kanaän geschreven zijn geweest. De geestelijke zin van onze woorden zou dan zijn: Ik zal niet alleen de verbondsvoorrechten, HET VERBORGEN MANNA, maar ook de verbondsplichten van de WET samenleggen in het hart van een overwinnaar, hetwelk een verbondskist van Jehova's heerlijkheid geworden is. MAAR 1. De tafelen van de wet waren twee, hier EEN steen. 2. ΨΗΦΟΣ betekent een kleine steen, geen groot...
Voorreden - pag. 15
...stenen tafelen. 3. Dat de twee stenen tafelen, in de ark gelegd, wit waren, volgt daaruit niet noodzakelijk, omdat de wet in het land Kanaän op witgemaakte stenen geschreven was. Die witte stenen in Kanaän werden aan niemand, veel minder aan overwinnaars gegeven. Nog een vermoeden oppert D. VLAK ter aangehaalde plaatse, of er misschien gedoeld kan zijn op de staf van Aäron, waarop zijn naam geschreven was, Num. XVII. 3., die bij het Manna verborgen en weggelegd werd, en groen, bloeiend, met vruchten van amandelen, aan hem gegeven werd toen hij overwinnaar over Korach in zijn zaak was geworden. MAAR een staf of roede is geen witte steen, en Aärons naam daarop geschreven was geen nieuwe naam, behalve andere minder toepasselijke ongelijkheden.
§. XXI.
Of misschien wordt op de STEEN VAN DE GROOTDOENING gedoeld? Kort overzicht van de verhalen daarover.
Uit de oudheden van de Joden wordt door anderen אבן שתיה, DE STEEN VAN DE ZETTING, VAN HET FUNDAMENT, of, zoals sommigen het vertalen, VAN DE DOORDRENKING, aangehaald, waarop in de tekst van de Openbaring gezinspeeld zou zijn. Over deze STEEN wordt uit de geschriften van de Joden bericht dat deze een stuk van de rots was die door Mozes geslagen werd, waaruit water vloeide, waardoor het volk in de woestijn gedrenkt werd, Exod. XVII; dat dit stuk van de rots uitgehouwen werd en meegevoerd werd door de woestijn naar Kanaän, dat Paulus dit bedoelt...
Voorreden - pag. 16
...in 1 Kor. X. 4. vermeldt dat die steenrots volgde; dat op deze steen de ark, zo vaak zij na omzwerving neergezet werd, altijd gerust heeft; dat de gedenknaam van God, JEHOVAH, in deze steen gegraveerd is geweest; dat hij in het Heilige der Heiligen van Salomo's tempel in de aarde gelegd is, zodat hij drie vingeren hoog boven de aarde uitstak, en de verbondsark daarop gezet is; dat die steen, toen de Chaldeeën de eerste tempel verwoestten, onder de puinhopen onbeschadigd gebleven is; dat die steen in de tweede tempel, nog steeds op dezelfde plaats liggend, een gedenkteken was waar in de eerste tempel de ark van de Heer gestaan had, en dat de hogepriester het wierookvat daarop gezet heeft op de Grote Verzoendag, hetwelk hij, toen de eerste tempel nog stond, tussen de twee draagbomen van de ark stelde; dat deze grondsteen, bij de verwoesting van de tweede tempel door de Romeinen op zijn plaats blijvend, aan OMAR, de zoon van ALCHITTAB, die Jeruzalem in het jaar 636 na een tweejarige belegering innam, door de patriarch SOPHRONIUS aangewezen is, en dat daarboven een tempel opgericht is, waarin die steen nu nog ligt, en door de Mohammedanen met bijzondere aandacht benaderd wordt, volgens het verhaal van GEORGIUS ELMACINUS in Histor. Saracen. L. 1. C. 3; dat de Turken nu nog een dergelijke steen in al hun moskeeën zouden hebben; dat de lastering waarmee de Joden bezwaard werden...
Voorreden - pag. 17
.. van een verering van een ezelskop in het allerheiligste, het binnenste vertrek van hun Tempel, veroorzaakt zou zijn door deze grondslag steen, waarop de naam JEHOVAH gegraveerd was, welke de Joden niet uitspraken, maar Hem noemden שֵׁימָא en אָשֵׁמָא, of volgens de Chaldeeuwse, Syrische en Samaritaanse uitspraak van welke שימא en אשימא van wie Hassjem, Schima, Aschima, Asima, de lasterzieke Romeinen ASINUS zouden hebben gemaakt; Dat ten slotte de volgende tien Bijbelplaatsen door zinspeling op deze STEEN verhelderd worden: Ps. CXVIII. 22., Jes. VIII. 14. XXVIII. 16., Zach. IV. 7. 10., 1 Kor. III. 11., Ef. II. 19. 20., 2 Tim. II. 19., 1 Petr. II. 4., Hebr. I. 3., Openb. II. 17. Men zie over de Joodse vertellingen van deze (Auteurs om hierover na te kijken) van deze steen, SHERINGHAM Voorreden 1 over het boek יוֹמָא of van de Verzoendag c. v. num. 2. ap. SURENHUSIUS: MISCHN. vol. II. p. 233. JO. BUXTORF: Hist: arcae foederis Cap. 22. p. m. 186. en verder, le MOYNE not. ad. Var. S. p. 564, en verder, 10. BEN. CARPZOVIUS, disp. de Quaestione, quorsum arca foederis pervenerit, §. 10. 11. 12. in zijn verzamelde verhandelingen p. 81-87. Maar met bijzondere toewijding heeft over deze STEEN, in een boek in quarto, uitvoerig gehandeld mijn doorgeleerde landgenoot en oude vriend, de heer THEODORUS HASAEUS, in het vorige jaar, helaas te vroeg!, aan de kerk en de geleerde wereld ontrukt. Een uittreksel van dit werk, opgesteld...
Voorreden - pag. 18
...door de zeer voortreffelijke heer LAMPE, vindt de weetgierige lezer in Biblioth. Brem. Claff. I. fasc. IV. p. 560-571.
§. XXII.
De zinspeling op DEZE STEEN in deze plaats, met argumenten afgekeurd.
Dat DEZE steen tot opheldering dient van onze plaats, vermoedt ALEX. MORUS ad. h. l. en JO. JAC. QUANDT van de offer- en besnijd-messen der Joden, §. XI. De heer HASAEUS, hoewel hij in het genoemde traktaat, aan negen Schriftuurplaatsen, uit de oudheden aangaande die steen, licht probeert bij te brengen, spreekt over deze tekst in de Openbaring geen woord. Ook vermelden MORUS en QUANDT niet duidelijk welke betekenis aan de tekst gegeven moet worden, met zinspeling op de steen van de zetting. Het zou, naar mijn mening, het best zo uitgelegd kunnen worden. De Here Jezus wilde zichzelf niet alleen als het geestelijk Manna tot spijs geven aan het overwinnend geestelijk Israël; maar ook als de rotssteen des Heils, in wiens midden de naam Jehovah is, in het N.T. op een nieuwe wijze zijn beloften vervullen, en als de fontein van levende wateren de heilbegerige zielen laven. Ik heb tegen deze opvatting 1. dat de letterlijke waarheid van de verhalen over deze steen nog niet vaststaat. Althans de BIJBEL en JOSEPHUS vermelden daarvan niets. En al zou men aan de berichten van de Joden hierover het geloof niet kunnen onthouden, 2. kan zo'n groot stuk uit de rotssteen gehouwen niet ΨΗΦΟΣ , een kleine steen, genoemd worden. 3.
Voorreden - pag. 19
Waaruit blijkt dat die steen WIT is geweest. 4. Die steen werd aan niemand gegeven, maar was gelegd (volgens onderstelling) in het Heilige der Heiligen in de aarde, waar die slechts drie vingeren hoog boven uitstak. Iemand een steen geven, of water uit de steen, zou een dorstige heel anders ervaren.
§. XXIII.
De mening van de heer SCHEURMAN, dat gedoeld wordt op de twee Sardonixstenen, onderzocht.
Het onderzoek van nog een mening rest, aangaande de zinspeling van de WITTE STEEN met het oog op oude gebruiken van de JODEN, welke de zeer eerwaarde JOH. JAC. SCHEURMAN, dienaar van het Evangelie te Kleef, voedt. Die geleerde man oordeelt in zijn uitlegging over de Openbaring, A. 1722, te Lippstadt in het Hoogduits uitgegeven pag. 148, dat Christus, die niets gesproken heeft buiten Mozes en de Profeten, met die witte steen gedoeld heeft op de twee Sardonix-stenen Exod. XXVIII. 9. en verder, waarvan de basis WIT is, zoals de nagels van de vingers, en hun oppervlak rood, zoals bloedrijk vlees. Zie BRAUNIUS de vestitu Sacerd. Hebr. LIB II. C. XVIII. p. 736. Deze beide stenen waren geplaatst op de schouderbanden van de efod van de hogepriester, en op elke steen waren ZES NAMEN van de zonen van Israël gegraveerd, zodat Aäron hun NAMEN op zijn beide schouders droeg, ter gedachtenis voor het aangezicht van de Heer. Maar hoe dit hier past, zie ik niet. Daar...
Voorreden - pag. 20
...waren twee Sardonixstenen, hier één steen: daar werden de Sardonix-stenen aan de hogepriester op zijn schouders gegeven, die een voorbeeld was van Christus, de Grote Priester over Gods huis en Hogepriester van onze belijdenis. Hier wordt de witte steen aan de overwinnende gelovige gegeven. Die Sardonixstenen beeldden de GELOVIGEN ZELF af, die naar het beeld van de heerlijkheid van JEZUS, zijnde WIT en ROOD Hoogl. V. 10, in gedaante veranderd, de kracht van zijn rode bloed met wit blinkende heiligheid vertonen, welke het echte evenbeeld van de 12 stammen van Israël zijn, 144000, gekocht uit alle mensen, tot eerstelingen voor God en het Lam, Openb. XIV. 1. 4. Hoe? Kan of wil Christus dan de gelovigen zelf aan henzelf geven? Wil iemand zich met die uitvlucht behelpen (want ik weet er niets anders op), Christus belooft te bewerken dat het beeld van Hem, wit en rood zijnde, welke kleuren in de Sardonixsteen om het mooist schitteren, zich werkelijk in geestelijke overwinnaars op de meest sierlijke wijze vertoont, tot hun verzekering dat zij voorzeker het geestelijk Israël van de Heer zijn, een rijk van die Koning en Priester op zijn troon, wiens heerschappij op zijn schouder is. Ik antwoord: 1. Eén steen is niet hetzelfde als twee Sardonixstenen. 2. 'Ik zal u een steen geven' kan onmogelijk die betekenis hebben: 'Ik zal u hoedanigheden geven die door kleuren van stenen worden uitgebeeld'. 3. Die twee stenen werden aan de Ho-...
Voorreden - pag. 21
...gepriester, Christus' voorbeeld, gegeven, niet aan de gewone priesters, die de gelovigen afbeeldden.
§. XXIV.
Het gebruik van de oude christelijke kerk om met een KEURSTEEN bisschoppen te kiezen.
Van de oude gebruiken van de Joden, die in de let- (§ 24. ) ter afgeschaft en verdwenen zijn, gaan we over om te zien of men in de gebruiken van de christelijke kerk iets vindt dat ons het bijzondere van de heilige beeldspraak, aangaande deze witte steen, kan onthullen. JO. BEN. CARPZOVIUS, over onze plaats, meent dat er gedoeld wordt op de verkiezing van bisschoppen in de eerste christelijke kerk, omdat de stemmen die aan hen gegeven werden door oude kerkelijke schrijvers ψήφοι, keurstenen, genoemd werden. GELASIUS CYZICENUS schrijft in de Handelingen van het Concilie van Nicea deel II, hoofdstuk XXXIII, fol. 171, dat nadat de Ariaanse bisschoppen van deze kerkvergadering verstoten waren, men anderen in hun plaats heeft aangesteld ΨΗΦΩ τῆς αὐτῆς συνοδε καὶ τῷ τῆς εκάςε παροικίας κλήρε καὶ naš , volgens de stemming van diezelfde synode, en zowel van de geestelijkheid als van het volk in elke parochie. Van ATHANASIUS staat in zijn levensbeschrijving, Tom. II. Append. fol. 29, dat hij ΨΗΦΩ τῷ λαῦ παντὸς , na de stemming van het gehele volk, zijn bisdom heeft aanvaard. Van deze ΨΗΦΟΙΣ en keurstenen hebben de τὰ ΨΗΦΙΣΜΑΤΑ, de stemmen, hun naam gekregen; zoals JOHANNES ANTIOCHENUS in Nomocanone (ex Novell. CXXXVII. fol. 364) deze instelling beschrijft:
Voorreden - pag. 22
χρὴ ταὶ ΨΗΦΙΣΜΑΤΑ τῶν χειροτονομένων ἐπισκόπων ὑπὸ τῶ πλήρε καὶ τῶν πρωτευόντων ἐν ταῖς πόλεσι γίνεσθαι
Het betaamt dat de STEMMEN van de te verkiezen bisschoppen door de geestelijkheid en de voornaamsten in de steden uitgebracht worden. Dienovereenkomstig beloofde de Heiland aan de overwinnaar dat Hij door Zijn keurstem hem zou belijden voor Zijn Vader. Maar 1. Dit gebruik is van te late (Hier niet van toepassing) oorsprong, dan dat de Heiland ten tijde van Johannes daarop zou doelen. 2. Geen verkiezing tot een ambt of werk, maar genadig werkloon wordt aan de overwinnaar hier toegezegd.
§. XXV.
Heidense gebruiken
Daarom worden we naar de gewoonten die in de oudheid onder de heidenen gebruikelijk waren geleid, om de letterlijke betekenis van de beloofde WITTE STEEN daaruit te leren. Ik zal de verschillende gedachten van geleerde mannen, zoals ze mij in mijn verzamelschriften voor de hand komen, weergeven. De ZWARTE STEEN in de tempel (Zwarte steen in Mars tempel) van Mars, te Smyrna gelegen, waarbij godsdiensten en geloften plaatsvonden, welke APOLLONIUS RHODIUS beschrijft Lib. II. Argonaut.
ἕσω δὲ ΜΕΛΑΣ ΛΙΘΟΣ ἠρήεισο ιερός ᾧ πότε πᾶσαι Αμας ζονες ἔυχετοώντο
Dat is: Maar binnen lag een zwarte heilige steen, bij welke eertijds alle Amazonen geloften aflegden: kan hier, in tegenstelling, niet bedoeld zijn, omdat, behalve andere strijdige (Hier niet bedoeld) ongerijmdheden, deze belofte niet aan de engel van de gemeente te SMYRNA, maar aan die van PERGAMUS gedaan is.
Voorreden - pag. 23
§. XXVI.
Of wordt hier gedoeld op het markeren van voorspoedige dagen met een wit steentje?
Bij de Thraciërs en Kretenzers was het een oud gebruik om de gelukkige dagen door witte stenen aan te duiden, maar dagen van rampen en ongelukken door zwarte stenen te onderscheiden. Zie ALEX. ab ALEXANDRO Genial. dier. Lib. IV, C. 20 p. m. 1145. De wijze van dit gebruik vermeldt aldaar TIRAQUELLUS in zijn aantekeningen, uit PLINIUS. Bij de Romeinen werden eveneens de dagen van zege en overwinning in de staatsregisters en algemene jaartabellen ingegraveerd, en van tevoren met een wit steentje gemarkeerd, ter onderscheiding van dagen vol onheil, die niet albâ notâ met een wit kenmerk, maar atro carbone, met een zwarte kool, aangetekend werden. Op deze gebruiken wordt dikwijls aangenaam gezinspeeld door de oude Latijnse dichters. PERSIUS sat. II.
Hunc, Macrine, diem numera meliore lapillo
Qui Tibi labentes appoint candidus annos.
MARTIALIS L. VIII. ep. 45.
Hanc lucem lactea gemma notet.
en L. x. ep. 38.
O nox omnis, et hora quae notata est
Caris littoris Indici lapillis.
Voorreden - pag. 24
HORATIUS L. 1. Carm. od. 36.
Cressa
ne careat pulcra dies nota.
Nota Cressa is een merkteken dat bij de Kretenzers gebruikelijk was, volgens ACRON en PORPHYRION, oude commentatoren (scholiasten) van Horatius. Anderen lezen op die plaats van Horatius Thressa, zodat op het gebruik bij de Thraciërs gedoeld zou worden. Zie MEURSIUS in Cretâ L. IV. c. 9. Meer plaatsen van de dichters die op deze oudheid zinspelen, geeft PAULINUS de Candore p. 10--12. Als Gods Geest in de woorden die we zoeken zou doelen op dit gebruik, zoals SIXTUS SENENSIS meent Lib. II. Bibl. S. p. 55, dan zou de toezegging aan de overwinnaar zijn dat het goede en de weldadigheid hem zouden volgen alle DAGEN van zijn leven, Ps. XXIII. 6. Ja, dat de Heere hem zou geven barmhartigheid te vinden bij de Heere op DIE DAG. De zin is niet vergezocht. Alleen, aangaande de oude gewoonte van de Romeinen, hun dagen waren reeds van tevoren wit gemarkeerd en onderscheiden, waarop zij vol moed en vuur slag leverden, hopend de zege te bevechten en de overwinning te behalen.
§. XXVII.
Of, op de stemstenen voor ereambten?
Men haalt een andere gewoonte van de oude Romeinen aan. In hun Comitia, of volksvergaderingen op staatsniveau, schreef ieder de naam van degene op wie hij stemde voor het burgemeestersambt,
Voorreden - pag. 25
of een andere aanzienlijke waardigheid, op een witte steen. Die stenen werden in een stembus (urna) geworpen, waarin vooraf een olijfblad gelegd was met de naam van Mercurius, aan wie zij het bewind en de begunstiging over het lot toekenden. Wie dan de meeste witte stenen had, was tot het ereambt verkozen. Van deze plechtigheid vindt men bij alle bekende schrijvers over de Romeinse oudheden overvloedig bericht. Hiervan verschilt niet veel de wijze die tegenwoordig in VENETIË gebruikt wordt om de belangrijkste ambten te vergeven. Z. GODOFREDI Archontologia Cosmica, fol. 483. en de manier van verkiezing van een PAUS per scrutinium, waarover J. FR. MAYER de elect. Pontif. Volgens deze opvatting zou Christus onze overwinnaars eren, 1 Sam. II. 30., hen tot koningen en priesters maken, Openb. I. 6.
§. XXVIII.
Of, witte stenen van vrijspraak?
Wanneer bij dezelfde oude Romeinen iemand vrij te spreken was, geschiedde dat door een wit steentje, als een stem. Ieder die stemde, wierp zijn steentje in een Urna of bus, en men telde dan of er meer witte dan zwarte stenen waren. Evenzo ook bij de Grieken, in het bijzonder te Athene op de Areopagus. Vandaar ψῆφος ἀναίρεσα, een doodvonnis, en ψῆφος σώζεσα, een vrijsprekend vonnis, voorts ἀποψηφίζειν vrijspreken, καταψηφίζειν veroordelen bij Plato, Plutarchus, Demosthenes, Ulpianus, en andere...
Voorreden - pag. 26
...Griekse schrijvers. Paulus, verhalende hoe hij eertijds de christenen mede had helpen veroordelen, κατήνεγκα ψῆφον , zei hij, ik wierp er mijn steentje ook bij Hand. XXVI. 10. Ovidius L. XV. Metam. vs. 40:41. beschrijft deze gewoonte aldus:
Mos erat antiquus, niveis atrisque lapillisHis, damnare reos, illis absolvere culpâ.
Het wit steentje diende wel eer om onschuldigen vrij te spreken;Het zwart, om schuldigen tot straf te veroordelen.
Vandaar ook dat bij de Grieken zowel als bij de Latijnen het spreekwoord is ontstaan: Λευκὴν ψῆφον προσθεῖναι - album calculum addere, een wit steentje daarbij werpen, als men een zaak toestemt en goedkeurt. Zo zou de vrijspraak van de genadige rechtvaardigmaking aangeduid worden.
§. XXIX.
Of op beide laatstgenoemde gewoonten tegelijk?
Anderen stellen dat in de aangehaalde woorden op twee bijzondere gebruiken gedoeld wordt. Δώσω αυτῶ ψῆφον λευκήν, Ik zal hem een witte keursteen geven, zou doelen op de steentjes die, wit of zwart, de vrijsprekende of veroordelende stemmen van de Romeinen waren. Maar ἐπὶ τὴν ψῆφον δώσω ἀντῶ ὄνομα καινὸν γεγραμμένον, Ik zal hem op de keursteen een nieuwe naam geschreven geven, zou zien op de steentjes die in een busje geworpen werden, en met de naam van degenen die naar de hoogste ambten streefden gemarkeerd, om een stem uit te brengen op wie men koos. Aldus MARTINUS MAURITIUS de sortit. veterum Hebraerum c. XI.
Voorreden - pag. 27
§ VII. p. 145. MAJUS de calculo albo in diss. Ja, de heer BIERMAN Clav. Apoc. proph. p. 103 (BIERMANS mening) merkt daarbij aan dat men in sommige rechtbanken het gebruik had dat men de namen van allen die voor het gerecht kwamen om geoordeeld te worden, opschreef: welke namen, indien iemand onschuldig verklaard werd, in nieuwe en voortreffelijke veranderd werden, terwijl de schuldigen hun namen behielden.
§. XXX.
Tegenwerpingen van anderen.
Maar hoe zoet en zinrijk deze en dergelijke toespelingen ook zijn, er wordt tegen dezelve door anderen aangemerkt: er wordt iets beloofd aan overwinnaars in een geestelijke oorlog. Derhalve, indien een oude plechtigheid kon worden aangehaald waarin aan overwinnaars een witte keursteen gegeven werd, en een nieuwe naam op dezelve geschreven, het zeker is dat onder alle bedenkingen deze de eigenlijkst bedoelde toespeling door Gods Geest zal zijn.
§. XXXI.
Gewoonte om witte stenen te geven aan de overwinnaars in de Spelen.
Aan dit vereiste voldoet de opvatting van de oude Griekse leraar ARETAS CAESARIENSIS, nagevolgd door SAMUEL PETITUS L. I. variar. Lect. c. 8., GUIL. CANTERUS novar. Lect. L. V. c. 21. in J. GRUTERI Thes. Crit. vol. V. p. 633. alsook door GROTIUS, HAMMONDUS, QUISTORPIUS en ook enigszins door de grote VITRINGA over deze plaats, te weten dat de plaats licht ontvangt uit die gewoonte van de Grieken...
Voorreden - pag. 28
...die bij hun kamp-spelen de overwinnaars op gemeenschappelijke kosten onthaalden, en, ten einde zij konden bewijzen dat hun dat was toegestaan, een zeker teken, ψῆφοs of tessera, aan hen gaven, om dat te tonen: waarover ook LIPSIUS L. I. Elect. c. 8. kan worden nageslagen, cf. & I. H. URSINI Analecta Sacra, vol. II. L. 3. loc. 3. p. 133. Onze geleerde schrijver, de heer ANTONIDES, doelt daar ook op, p. 366. 367, maar oppert de mogelijkheid, of misschien aan de Olympische winnaar zo'n wit steentje, met zijn naam erop, mocht gegeven zijn, als een zeker bewijs dat de rechters hem de stem van de overwinning toegekend hadden, waardoor hij te allen tijde dat voor de hele wereld, als met zegel en brief, kon bewijzen. Maar Zijn Eerwaarde spreekt hierover terecht met twijfel. Er wordt daarentegen door de schrijvers uit de Oudheid bericht, dat driemaal aan de kampvechters zo'n steen werd gegeven. Voor de strijd moesten zij uit een zilveren bus trekken, en twee die gelijk getekende stenen gegrepen hadden, werden door de Agonotheta (bestuurder van de spelen) als medestrijders verklaard. Na de strijd en de behaalde overwinning werden de overwinnaars op de voornaamste plaats in de burcht of het raadhuis (Prytaneum) op kosten van de gemeenschap uiterst statig onthaald. Tot die maaltijd werden geen toegelaten, dan die een zeker teken of merk brachten, dat zij behoorden tot τῶν ἱερῶν συσσί ...
Voorreden - pag. 29
...των , dat wil zeggen: tot die overwinnaars die daar onthaald moesten worden, ZIE PICTET de calc. albo §. 5. welk merk zo'n wit steentje was, met de naam van de overwinnaar erop. Soms ontvingen die overwinnaars ook wel een nieuwe naam, die ze voordien niet gevoerd hadden, en werden dan Hieronici, Callinici, of Paradoxi enz. genoemd. Ze hadden ook om hun hals hangen νικητήρια , zegetekenen, van het beste van de wapenrusting, van de overwonnenen buitgemaakt. Nogmaals, aan hen die de overwinning in de kampwedstrijden behaald hadden, werd volgens VITRUVIUS praef. L. IX. tot beloning een zekere hoeveelheid graan en voorraad van eetwaren toegemeten, nodig voor hun jaarlijks onderhoud. Tot een teken van hun overwinning en recht op die portie, kregen zij ook een steen als onderpand, waarop de hoeveelheid van wat zij zouden ontvangen gegraveerd was. Op het middelste gebruik en het geven van de witte steen zou onze plaats doelen. De geestelijk kloeke helden en zegevierende overwinnaars in de goede strijd van het geloof, zouden tot een kenteken van hun recht op de blijde maaltijd, waarin het geestelijk Manna opgedist wordt, een witte steen met een nieuwe naam daarop geschreven, verkrijgen. Het is een fraaie gedachte.
§. XXXII.
Witte steen van Aesculapius gegeven.
Maar niets komt dichterbij, met betrekking tot de engel van de gemeente te PERGAMUS, aan wie deze belofte gedaan wordt, dan de scherpzinnige waar-...
Voorreden - pag. 30
...neming van de hooggeleerde, wijdvermaarde heer M. ROSSAL, licht en sieraad van onze bloeiende academie. Zijn Ed. disp. de regno Pergameno p. 34. merkt aan, dat de Pergameners meenden dat ieder die van AESCULAPIUS een weldaad ontving, van Hem φῆφον , een steen of teken ontving. Tot bewijs worden passende plaatsen uit ARISTIDES aangehaald, die, door de God te Pergamus, de Verlosser, genezen, zich beroemde tot het getal van die gelukzaligen te behoren, die ΨΗΦΟΥΣ ontvangen hadden, welke hij met geen enkel geluk onder de mensen ooit voor geschat zou willen ruilen. Mogelijk was dit een steen waarop de naam SERAPIS stond, die op de munten van de Pergameners veelvuldig vereerd werd, zijnde dezelfde God als Aesculapius, V. Antiquitates Explicatae in het Latijn en Frans over elkaar door M. A. V. N. f. 87. Op de stenen van de gnostici met geheime betekenis was ook niets gewoner dan de naam van Serapis, behalve enige ἄῤῥητα, onuitsprekelijke dingen, die door hen op die witte stenen uitgedrukt werden, waarvan de uitleg aan niemand dan de ingewijden in die vermeende godsdienstgeheimen bekend was. De zeer geleerde heer ELSNER obs. in N. T. T. 11. p. 443. 444. oordeelt dat de ψῆφος van Aesculapius gegeven, de verschijning van hem in dromen is geweest, wanneer hij geneesmiddelen voorschreef; en ook zijn tegenwoordigheid in redevoeringen, waarvan hij zijn goedkeuring te kennen gaf, tot...
Voorreden - pag. 31
...zo'n blijdschap van de redenaars, die niemand dan de ingewijden van Aesculapius konden erkennen en voelen.
§. XXXIII.
Keurmerken van gastvrijheid.
Ik zal bij alle opgesomde meningen ook mijn bedenking voegen. Omdat in de voorgaande woorden van een onthaal met het Manna dat verborgen is gesproken was, zouden ook wel de keurmerken van de gastvrijheid (tesserae hospitales) hier passen, die iemand, als hij als vriend erkend, geherbergd en als gast onthaald wilde worden, moest meebrengen? Daarover heeft JAC. PHIL. THOMASINUS geschreven in een werkje dat in 1670 is uitgekomen. De titel van dit boek zou toepasselijker de ritibus hospitalitatis, over de gebruiken van de gastvrijheid, zijn dan de tesseris hospitalitatis, over de keurmerken van de gastvrijheid. Want, daar het boek uit 32 hoofdstukken bestaat, wordt alleen in het 16e kapittel over de keurmerken van de gastvrijheid gesproken, in alle andere over de gebruiken van de gastvrijheid bij de Romeinen, Grieken en andere volken. Meer dan Thomasinus levert over deze keurmerken van de gastvrijheid JOH. MOEBIUS differt. philol. de variis tefferarum vetribus usurpatarum generibus (over de verschillende soorten van keurtekens die bij de ouden in gebruik waren), te Leipzig 1688 uitgegeven. Men spleet een rond beentje, of koot, midden door in twee gelijke delen. Het ene hield de gastheer voor zich, het andere gaf hij aan zijn gast.
Voorreden - pag. 32
Binnen op elk deel stond de naam, op het ene die van de gastheer, op het andere die van de gast. Wanneer het nu gebeurde dat een van die beiden bij de ander weer onderdak wilde, toonde elk zijn halve beentje met de naam daarin geschreven, en zo hernieuwden zij het recht van de gastvrijheid. Dit erfde ook over op de kinderen. Thomasinus toont in zijn voornoemde boek een oude afbeelding van twee dergelijke halve kootjes, uit de bibliotheek van JOH. BAPT. CASALIUS. Men zie over deze keurtekens ook bij PLAUTUS Paenul. Act. v. sc. 1. v. 25. en verder en aldaar TAUBMAN in de aantekeningen. Sommigen menen dat dit gebruik van de heidenen ook tot de eerste christenen is overgegaan. Zie CASAUB: Exerc. Anti----Bar. 16. n. 35 p. 374. CORN. à LAPIDE over Hebr. XIII. 2. Misschien krijgt de plaats 2 Joh. vers 10 hier opheldering.
§. XXXIV.
Oordeel over de keuzes uit de aangehaalde meningen.
Zie daar, weetgierige lezer, alle meningen, voor zover die mij bekend zijn, over de toespeling van de WITTE KEURSTEEN en de NIEUWE NAAM OP DEZELVE, bijeengebracht. Oordeel rechtmatig en kies vrij. Naar mijn mening kan op meer dan één gewoonte tegelijk gezinspeeld zijn, omdat verscheidene gebruiken in het hoofdzakelijke overeenkomen. De witte steentjes van vrijspraak, dunkt me, dat die zo'n onvoegzame toespeling hier geenszins opleveren,...
Voorreden - pag. 33
...zoals door sommigen geoordeeld wordt. De heer ELSNER beweert op de eerder aangehaalde plaats, uit goede Griekse auteurs, dat de beschuldigde gezegd werd te overwinnen, de zaak te winnen, als hij de steentjes ontving. Zie de woorden van zijn H. E. uit Theophrastus aangehaald. Immers, wie een wit steentje wierp, gaf het aan en ten dienste van de beschuldigde, om zijn aanklagers te OVERWINNEN. Het is ook niet zo ongerijmd dat de volgende woorden, καὶ ἐπὶ τὴν ψῆφον ὄνομα καινὸν γεγραμμένον, op een andere gewoonte doelen; te weten op een witte steen, beschreven met de naam van degene aan wie men de keursteen gaf voor een aanzienlijke waardigheid. Zo wordt de moeilijkheid weggenomen dat de naam van de gedaagde, die vrijgestemd werd, niet geschreven was op de witte stenen: en ἐπὶ τὴν ψήφον kan vertaald worden met behalve en naast die steen, nog boven die steen. Deze betekenis van het voorzetsel ἐπὶ verdedigen aangaande het woord ἐπιάσιος CLAUD. SALMASIUS de foen. Trapez. p. 800 en BALTH. STOLBERG. Disp. de pane ἐπικσίῳ C. II. §. IV. en VI. Op die manier worden in de geestelijke zin de twee onderdelen van de rechtvaardigmaking beloofd: de vrijspraak van schuld, door het geven van de witte keursteen; en het recht op de erfenis van het leven, uit hoofde van het kindschap, door het geven (daarenboven) van de nieuwe naam. De overwinnaar zou van tevoren eten van...
Voorreden - pag. 34
...het Manna dat verborgen is, (zijnde het uiterste van de bevindelijke zoete gemeenschap met de Here Jezus in de verzegeling, die hier op aarde genoten wordt); en dan de witte keursteen, en bovendien de nieuwe naam verkrijgen. Derhalve breng ik deze twee laatste toezeggingen tot de volmaaktere trap van de vrijspraak met haar gevolg, de erfenis en heerlijkheid van de kinderen van God in de hemel, onmiddellijk na het zalig afsterven in de Here te genieten.
§. XXXV.
Nadere opmerkingen over de plaats Openb. II. 17.
Nog enige opmerkingen over deze beloften zal ik als met de vinger aanraken. In de woorden τῷ νικῶντι δώσω ΑΥΤΩΙ , die overwint, Ik zal HEM geven, is geen pleonasme of overtolligheid. De nadruk daarvan is: ALLEEN aan de overwinnaar, en aan geen ander; en VOORZEKER aan HEM zal Ik geven. De voortreffelijkheid van die STEEN, door het woord ψῆφος uitgedrukt, kan ook daaruit erkend worden, dat ψῆφος soms een kostbare steen aan een ring betekent. Z. KIRCHMAN: de annulis c. III. p. 12. In de geestelijke zin wordt die steen bij wijze van verzegeling gegeven. Όνομα καινόν, een nieuwe naam, kan ook een uitnemende naam aanduiden, zoals nieuw gezang, nieuwe mensen enz. Bij de Romeinen ontvingen de slaven die in vrijheid gesteld werden van hun heren een nieuwe naam. Z. ALEX: ab ALEX L. II. p. 437. De...
Voorreden - pag. 35
....Oosterlingen namen bij het verkrijgen van een grote waardigheid ook een nieuwe naam aan. Z. BORREMANSIUS in vesp. Gorinchem: Het woord γεγραμμένον, geschreven, kan vertaald worden met diep ingegraveerd, zodat het door de tijd en jaren niet licht uitgewist wordt. Zie over deze betekenis van γράφειν KIPPING de cruce et cruciariis p. 182. Ο ἐδεὶς ἔγνω ἐι μὴ ὁ λαμό βάνων , kan ook vertaald worden met die niemand hoog en waard acht, dan die met veel sterke worsteling, geweldige strijd, en grote moeite dezelve zeer moeilijk verkregen heeft. γινώσκειν betekent kennen met affectie, of aandoening van achting en liefde. Dat λαμβάνειν zou betekenen uit alle macht naar het einde van de renbaan jagen, of met moeite verkrijgen, heeft LYDIUS in Agonisticis Sacris beweerd. Zie deze en dergelijke opmerkingen breder bij THEOPH. AMELIUS over deze plaats.
§. XXXVI.
Overgang tot dit boek van de heer Antonides
Tot deze overwegingen namen wij aanleiding door het tegenwoordige geschrift van DE OLYMPISCHE SPELEN, door welker gebruiken meer andere BIJBEteksten, die daarop zinspelen, toelichting hebben. Ik heb daarom goede hoop en verwachting aangaande dit werk, van de bescheiden oudheid- en Schriftuurlievende lezers, quod album ei calculum sint adjecturi, dat zij hetzelve door stemming van hun oordeel goedkeuren zullen. Immers, de beroemde schrijver, die deze vrucht van zijn vlijt in de uren van zijn ontspanning...
Voorreden - pag. 36
...heeft nagelaten, de heer THEODORUS ANTONIDES, in zijn Eerw. leven waardig en geacht bedienaar van het Heilig Evangelie te Westerwijtwerd en Menkeweer, een leerling van de uitnemende mannen en grote lichten, BRAUNIUS en MENSINGA, heeft reeds lang, door zijn geleerde en doordachte geschriften, waarvan ook enige in de Hoogduitse taal zijn overgezet, in Gods Kerk een welverdiende roem. Zeer lovenswaardig is het getuigenis door de heer VITRINGA aan zijn Ed. verleend, in de Approbatie van zijn werk over de eerste brief van Petrus. Zeker geleerd Luthers predikant, G. WAGNER, in een verhandeling uitgegeven te Leipzig A. 1703, waarin hij het gevoelen van de heer Antonides over de geheime zin van de geschiedenis van Job onderzoekt, noemt p. 6. hem: Virum non superficiaeriae in sacris literis et historiae monumentis experientiae, quam laboribus exegeticis, idiomate Belgico publicatis, ordini eruditorum comprobavit. Een man van geen oppervlakkige ervarenheid in de Heilige Schrift en historische monumenten, die hij door zijn exegetische werken, in het Nederlands gepubliceerd, aan de orde van de geleerden heeft bewezen. Zelfs over zijn Ed. boek over Job, velt de heer WAGNER dit oordeel, p. 28. Et heic quidem, fine fuco, fatemur, fingularem tum eruditionem tum ingeni vim è toto explicationis stamine resplendescere. En hier belijden wij oprecht dat een bijzondere geleerdheid en kracht van geest uit het gehele weefsel van de uitleg schittert...
Voorreden - pag. 37
...ongeveinsd, dat een bijzondere geleerdheid en scherpzinnigheid van verstand, uit het gehele gestel en de draad van de verklaring doorstraalt. Hoewel zijn Ed. in het vervolg in het brede de leerstellige zin van het boek Job, volgens de gedachten van de heer Antonides, met zachtmoedige wijsheid tegenspreekt.
§. XXXVII.
Noodzakelijke berichten.
De druk van dit werk over de Olympische Spelen heeft de eerwaarde heer M. ANTONIDES, predikant in Onderwierum en Westerdijkshorn, zoon van de auteur, verzorgd. Een aanzienlijk heer in onze stad, een groot liefhebber en kenner van allerhande geleerdheid, heeft de moeite op zich willen nemen om de aangehaalde bewijsplaatsen uit oude schrijvers na te zien en te vergelijken. De godgeleerde opmerkingen en nauwkeurige registers zijn het werk van de weleerwaarde en geleerde heer CONRADUS KLUGKIST, dienaar van het H. Evangelie te Zuidbroek, mijn zeer geëerde vriend. Door het overlijden van de drukker is het voorgekomen dat er geen afbeeldingen in het werk zijn ingevoegd, die anders aan het werk luister en aan de gebruiker gemak hadden verschaft. Vaarwel, geëerde lezer, bedien u van dit (Besluit.) werk met stichtelijk vermaak. STRIJD vooral DE GOEDE STRIJD van het geloof, en richt uw weg zo goed in, dat uw Rechter en Borg, onmiddellijk na uw afsterven, de Heere weet hoe nabij het is!, u genadig verlene ΨΗΦΟΝ ΛΕΥΚΗΝ , DE WITTE KEURSTEEN van de vrijverklaring.
Aldus voltooid te Groningen, de 16e februari 1732.