Boek - pag. 30
DERDE HOOFDSTUK.
Nieuwe glans van het Olympisch Spel. Alle vier jaren gehouden. Namen van prijsuitdelers en winnaars vereeuwigd. Vanaf hier de tijdrekening naar de Olympische Spelen, hoewel gebrekkig.
§ I.
Het Olympisch Spel van Iphitus kreeg na de tijd van CORAEBUS een nieuwe glans. Hij, hoewel maar een kok uit Elis, zoals Atheneus en anderen zeggen, (Athenaeus Deipn. l. 9. (Athenaeus, Deipnosophistae, boek 9)) won het hardloopspel, en ging met de (P. Faber Agonift. l. 3. c. 12. (P. Faber, Agonisticon, boek 3, hoofdstuk 12)) voorgestelde prijs aan de haal: en dat met (Pafchal. de Coron. lib. 7. c. 6. (Paschalius, De Coronis, boek 7, hoofdstuk 6)) meer recht dan die koks, die door de verwende Sy- (Athenaeus Deipn. lib. 12. (Athenaeus, Deipnosophistae, boek 12)) bariten werden gekroond, omdat ze de tafelgerechten ( Petavius Rat. Temp. lib. 2. cap. 5. (Petavius, Rationarium Temporum, boek 2, hoofdstuk 5)) op de allerlekkerste manier hadden weten te bereiden. (Suidas in Voce Ολυμπιας ) Maar de nieuwe glans van de spelen bestond niet daarin, (Hofmann. Lexic univ. in voce Olympias. (Hofmann, Lexicon Universale, in het woord Olympias)) dat ze nu, zo schijnt het, vastgesteld werden om zonder onderbreking elke vier jaar te worden gevierd, niet elk jaar, en bijgevolg niet op alle markten, die jaar na jaar werden gehouden, want dat zou te duur zijn: welk getal van vier jaar de beroemde ΟΛΥΜΠΙΑΔΕΣ OLYMPIADES, dat is vierjarige Olympische tijden, uitbeeldt: waarvan elke vier volle jaren in zich voorbij liet gaan, aangezien de spelen niet tijdens het vierde jaar plaatsvonden, maar na de volledige voltooiing ervan, en bijgevolg met het begin van het vijfde jaar werden gehouden. Ze werden 1ε1ρακληρικοὶ vierjarige genoemd, omdat ze een tijd van vier volle jaren in zich begrepen: maar omdat ze met het begin...
Boek - pag. 31
...van elk vijfde jaar begonnen, werden ze ook (Scaliger Emend temp lib. 2. p. 83. & lib. 5. p. 381. & p 405. (Scaliger, Emendatione Temporum, boek 2, p. 83 & boek 5, p. 381 & p. 405)) πενταεηρικαί vijfjarige genoemd, zoals ook hun afgekorte omvang de πεναέλησις vijfjarigheid wordt genoemd. Daarom komt het ook dat sommige Latijnse schrij- (Petavius Rat. temp. lib. 2. c. 5. (Petavius, Rationarium Temporum, boek 2, hoofdstuk 5)) vers, hetzij bewust om de aardigheid van navolging, hetzij uit misverstand, hun LUSTRUM, dat van vijf volle jaren was, OLYMPIAS hebben genoemd. Maar ook is het LUSTRUM, t.w. het Juliaanse, vierjarig geworden, eindigend met het schrikkeljaar, dat, naar die tijdmaat, elke vierde jaar oplevert. En daarom hebben de lateren, Ausonius, Hieronymus, met meer recht dat laatst genoemde LUSTRUM, OLYMPIAS willen noemen. Maar het is niet onze bedoeling hier uitvoeriger over te handelen. Wie meer wil weten, zie de bijgeschreven auteurs, en meer anderen.
§ II.
Het andere, wat nu voortaan deze Iphitische Olympische Spelen glansrijk maakte, is, dat voortaan de namen, zowel van de prijsuitdelers, als in het bijzonder van de gekroonde overwinnaars, in acht genomen, ja in opgerichte beelden en hun opschriften, ook in schriftelijke boeken, opgetekend en bewaard, en voorts als algemene richtlijn voor de tijdrekening en geschiedenis zijn vastgesteld: want zoveel namen van overwinnaars men telde, zoveel speeltijden, en bijgevolg zoveel vier jaren moest men tellen. Dus stond nu de tijdbaken boven water, (Marsham Can. Chron. pag. 489. (Marsham, Canon Chronicus, p. 489)) en de Tempus μυθικὸν fabeltijd veranderde zich nu in een Tempus içορικόν historische tijd, en het was gedaan met de verzinsels van nieuwe Goden en Helden en duizenderlei onzin. Daarom is om deze reden de Olympische speeltijds vierjarige rekening als degelijk en dierbaar te beschouwen. Niet ten onrechte zegt Ridder Marsham: Feliciter tandem in Alti quaefita eft Chrono- (Marsham Can. Chron. pag. 485. (Marsham, Canon Chronicus, p. 485)) logia: & in Gymnafio ex Olympionicorum nominibus contexte...
Boek - pag. 32
...est fidissima Graecorum temporum mensura: dat is; eindelijk is de tijdrekening gelukkig gezocht in Alti: en in het Oefenhuis uit de namen van de Olympische Overwinnaars een zekere maat van de Griekse tijden samengesteld.
§ III.
Maar de maat van de Griekse tijden werd vanaf nu wel (Marsham pag. 486. (Marsham, p. 486)) zeker, maar echter niet allerzekerst, wegens twee redenen. 1. Omdat men in het begin er geen gedachte aan wijdde dat die speeltijden als tijdbaken zouden dienen (want elk landschap en natie was gewoon een eigen bijzondere tijdrekening te gebruiken, die liep vanaf een eerste roemruchte Vorst via zijn navolgers tot op de tegenwoordige tijd: bijvoorbeeld; de Atheners via Koningen en Archonten, de Lacedemoniërs via Koningen en Ephoren: zo leidden zonder twijfel ook de Eleërs en Pisanen de rekening van hun tijden via hun Koningen) vanaf het begin de namen van de Overwinnaars met de toevoeging van de tijd, waarop zij met de prijs waren heengegaan, niet op zuilen en pronkbeelden etste, en ook niet net met inzicht, om ze als tijdbaken te dienen, in het ALBO of het Boek inschreef. Immers over de tijd voor CORAEBUS doet Syncellus dit verhaal: en geen naam van een Overwinnaar (Syncell. pag. 196. (Syncellus, p. 196)) werd ingehouwen, zij verzuimden dat zelfs: maar op de achtentwintigste Olympische vierjaartijd is. e.f.v. 2. Omdat pas zeer laat achteraf, toen, zo schijnt het, met het verloop van tijden verscheidene gedenktekens en boek- stellingen door ouderdom en verscheidene rampen verloren waren, men op het idee is gekomen, omdat men geen vastere tijdmaat kon vinden, de overgebleven stukken en puinhopen, dat is Namen, van alle oorden en uit alle hoeken op te zoeken, in de meest waarschijnlijke volgorde te schikken, en zo deze tijdbaken, zo goed als het kon, op poten te zetten.
Boek - pag. 33
§ IV.
Zo werd de naam van COROEBUS niet gehaald uit een beeld, opschrift of boek in OLYMPIA, maar van zijn tombe. Pausanias zegt: Dit is hieruit ten volle duidelijk, (Pausanias lib. 5. (Pausanias, boek 5)) dat wat, de menselijke herinnering aangaande, de op elkaar volgende Olympiaden kan achterhalen, de wedloop voor de eerste strijd is aangetekend, waar de Eleër Coroebus won: en nochtans is er geen praalbeeld van Coroebus in O- lympia, zijn graf bevindt zich op de Eleïsche grenzen. Elders zegt (Pausanias lib. 8. pag. 580. (Pausanias, boek 8, p. 580)) hij: want toen Iphitus de lang achtergelaten Olympische spelen vernieuwde, en alleen de strijd van de wedloop had ingesteld, heeft in de eerste spelen (niet echter de eerste na IPHITUS, maar die gewoonlijk als de eerste na Hem werden gerekend, hoewel ze anders de achtentwintigste waren. Zie boven) Coroebus gewonnen. Dat toont het opschrift van zijn graf, dat Hij namelijk de eerste Overwinnaar was. e.v. Op het graf stond echter nog iets meer, t.w. zijn (Pausanias lib. 1. pag. 99. (Pausanias, boek 1, p. 99)) gedaante, terwijl hij het Monster POENA doodde, en vereffen, die de geschiedenis, of liever fabel, van PSAMATHE en COROEBUS toonden, en zo zijn Heldendaden na de Olympische overwinning bedreven, levendig bewaarden. Zo moet ook het verhaal van Syncellus worden begrepen, als ( Syncell loc. cit. (Syncellus, op de aangehaalde plaats)) Hij zegt: maar op de achtentwintigste Olympische vierjaartijd is Coroebus de Elidenzer Overwinnaar van de...
Boek - pag. 34
...zonder bewijs van de tijd, waarop zij hadden geleefd en overwonnen. Ja, het is te gissen, dat toen de spelen vermenigvuldigden, en daardoor in één keer meer dan één Overwinnaar opleverden, er wel twee die tegelijk leefden, als of ze van verschillende tijden waren, zijn opgesteld. En (Dion. Halicarr. lib. 1. (Dionysius van Halicarnassus, boek 1)) hier vandaan komt het, dat als de zevende Overwinnaar na COROEBUS is opgesteld, en bevolen de lijst van de O- (Phleg. Trall. in Fragm. (Phlegon van Tralles, in Fragmenten)) lympische tijden hecht aan elkaar te schakelen, een DAICLES, en een PHEIDON, de Vorst van de Argiven, (Pausan. lib. 6. (Pausanias, boek 6)) als de achtste: terwijl ze echter lang voor COROEBUS hadden geleefd, en van IPHITUS zelf, tenminste de (Herodotus lib. 6. (Herodotus, boek 6)) een, gekroond waren.
§ V.
Ook is men pas zeer laat begonnen met het verzamelen en schikken van de namen: en het is zeker, dat dit de onzekerheid van de Olympische tijdrekening (ofschoon de zekerste en beste in tegenstelling tot alle andere) zeer heeft moeten vermeerderen, omdat de lateren van veel van de oude zaken onkundig waren. Wie echter hier als eerste de hand aan heeft geslagen, en op welke tijd, is mede onzeker. Dit blijkt uit het opmerkelijke verhaal van Marsham, dat wij vertaald aan de Lezer in plaats van het onze voorstellen. (Marsham Can. Chron. p. 486. (Marsham, Canon Chronicus, p. 486)) "Euanoridas, tegelijkertijd Overwinnaar in het worstelen (Pausan. Hiac. p. 358. (Pausanias, Eliaca, p. 358)) van de Jongens, toen Hij Hellanodica (Spelmeester) werd, (Pausan. ibid. (Pausanias, ibid.)) heeft de namen van de Overwinnaars in O- (Plutarchus in Numa. (Plutarchus, in Numa)) lympia beschreven. Wanneer hij heeft geleefd, is onzeker, voor de vijftigste Olympiade zijn er werkelijk geen Hellanodiken geweest. Anderen, Τὴν τῶν Ολυμπιονικῶν ὀψε φάσιν Ιππίαν εκδέναι Τὸν Ηλειον ἀπ ἐδενὸς ὁρμώμενον ἀναγκᾶιε πρὸς πίσιν , zeggen, dat de Eleër Hippias zeer laat en zonder vaste bewijzen ondersteund, de lijst van de Olympische Overwinnaars zou hebben gegeven. Twee zaken zijn hier op te merken: dat de op-...
Boek - pag. 35
...geving laat is, en onzeker. Laten we aannemen, dat (Plato in Hippia five de mendacio. (Plato, in Hippias of over de leugen)) deze HIPPIAS dezelfde is, die volgens de fabel met SOCRATES de oude discussies heeft gevoerd: die zegt, dat hij gewoon was naar de Olympische spelen te reizen, en aldaar bij de Tempel aan elke Vragensteller te antwoorden al wat hij verlangt te hebben betoogt. Zo is hij echter als te laat te beschouwen, aangezien Socrates gestorven is tijdens het 95e spel na COROEBUS geteld. Aristoteles (die overleden is in An. 1261. volgens de (Diog. Laërt. in Ariftot. (Diogenes Laërtius, in Aristoteles)) Attische rekening) heeft wel een bijzonder boek over de Olympische Overwinnaars geschreven: ook hebben geschreven Steficlides, Philochorus, anderen: maar te- (Idem in Xenoph. Suidas in (Idem in Xenophon, Suidas in Φιλ )) zamen lateren onder de Historie-Schrijvers, nu twee eeuwen geleden verloren, is geen voetspoor van deze zaak te vinden. Uiteindelijk is ten tijde van Ptolemaeus Philadelphus te (Cicero de Orat. lib. 2. (Cicero, De Oratore, boek 2)) voorschijn gekomen de allergeleerdste TIMAEUS, με γίςην προνόιων πεποιημένος Τῆς τῶν χρόνων ἀκριβειας και τῆς πολυπειρίας πεφροντικῶς , de allergrootste ijver aanwen- (Suid. in Tim. (Suidas, in Timaeus) dend tot een nauwkeurige aanduiding van de tijden, en vol kennis van allerlei zaken. Deze heeft geschreven Όλυμ πιονίκας ἢ χρονικὰ πραξίδια , de Olympische Overwinnaars (Polyb Exc. Vales. p. 50. (Polybius, Excerpta Valesiana, p. 50)) in tijdrekening gebracht. Οἱ γὰρ τὰς συγκρίσεις ποιέμενος εἰνέκαρεν τῶν Ἐφόρων πρὸς τὸς Βασιλεις τῆς ἐν Λακεδαιμο νε και τὲς ἐν ̓Αθήνησι και τὰς ἱέρειας τὰς ἐν ̓Αργει παραβάλλων πρὸς τὸς Ὀλυμπιονίκας ὅτος ἔσι. Want deze is degene die de Ephoren vanaf de eerste instelling met de Koningen van Sparta vergelijkt: en de Atheense Archonten, en de Argivische Priesteressen met de Olympische Overwinnaars overeenbrengt. Vanaf waar TIMAEUS begin heeft gemaakt, vind ik niet: ook niet, of hij geleefd heeft na de 129e Olympische tijd, tot welke hij...
Boek - pag. 36
...zijn geschiedenis heeft uitgestrekt, en van waar Hem Polybius vervangt tot aan de 158e toe. TIMAEUS dan (zoveel ik zie) is de eerste, die de Olympische tijden tot een historisch geheel heeft gemaakt. Al wat voor de tijd van TIMAEUS tot een Olympische tijd gebracht wordt, dat schijnt gedaan κατά πρόληψιν, bij wijze van voorverhaal. Na TIMAEUS heeft ERASTOSTHENES (onder Ptolemaeus Euergetes) tijdregels opgemaakt, die door velen zijn goedgekeurd: en vanaf die tijd uiteindelijk zijn de Olympische tijden als jaarboeken van heel Griekenland gehouden." Uit de voorgemelde door Marsham opgesomde, en der- (Phleg. Trall. Fragm. (Phlegon Trallianus, Fragmenten)) gelijke, heeft naderhand Phlegon Trallianus, een vrijgemaakte Slaaf van Keizer HADRIANUS, een boek over de Olympische tijden beschreven: maar slechts een stuk ervan heeft de bijtende tanden van de tijd, en nog nauwelijks, kunnen ontkomen, door de hulp van Joannes Meursius, die het heeft uitgegeven.
§ VI.
Blijkt dan uit dit alles, dat de rekeningen naar de Olympische Spelen noodzakelijk hun gebreken moeten hebben. Maar desalniettemin zijn de spelen er enorm door beroemd en verheerlijkt geworden: nadien die in vergelijking met andere Griekse, zoals gezegd is, nog de beste waren, en de gewoonste zijn geworden en men zonder kennis daarvan moeilijk in de profane geschiedenis wijs kan worden: Opdat ik dus bijna met (Aegid. Strauchius Olymp. ab initio. (Aegidius Strauchius, Olympia ab initio)) Strauchius spreek.