Boek - pag. 125
TWEEDE BOEK, HANDELENDE OVER DE OLYMPISCHE SPELEN VERSCHILLENDE SOORTEN EN ACTIVITEITEN.
EERSTE HOOFDSTUK.
Hardlopen, dat te voet plaatsvond. De eisen en waarschuwingen voor de lopers om te lopen. De plaats vanwaar het lopen begon. Stadiodromi. Hun snelheid. Het eindpunt. Diaulodromi. Dolichodromi. Hoplitodromi. De voornaamste bezigheid van de lopers.
§. 1.
Tot zover hebben wij gesproken over de oorsprong en voorbereidingen voor de Spelen. Nu over de Spelen zelf.
§. 2.
Onder die Spelen had het hardlopen in het Olympisch strijdperk de oudste voorrang. Hiervan schrijft Pausanias: Πολυχάρης Μεσσήνιος (Pausanias lib. 4.) τάτε ἄλλα ἐκ ἀφανὴς ἦν καὶ νίκην Ὀλυμπιάσιν ἀνῃρη (was in andere opzichten niet onbekend en had een overwinning behaald in de Olympische Spelen)
Boek - pag. 126
μένος τετάρτην Ολυμπιάδα ἦγον Ἠλεῖοι, καὶ ἀγώνισμα ἦν saδία μόνον, ὅτε ὁ Πολυχάρης ἐνίκησε ̇
"..., dat is: Polychares de Messeniër was wegens alle andere dingen zeer doorluchtig; en hij verkreeg in de Olympische Spelen de overwinning, toen de Eleërs de vierde Olympische strijd organiseerden: en de strijd ging alleen maar over de hardloopwedstrijd: deze won Polychares nu. Als Iphitus de vervallen spelen herstelde, herstelde hij voor alles de hardloopwedstrijd, in welke Coroebus overwon. (Ziet Strabo. lib. 8.) Hiervandaan heeft Plutarchus zeer goed opgemerkt, (Plutarchus Sympof. lib. 5. quaeft. 2.) dat alle strijdspelen, behalve de hardloopwedstrijd, slechts als een toevoeging en latere vinding te beschouwen zijn. Dit getuigt ook Paschalius. (Pafchalius de Coron. l. 6. c. 23.) Het was daarom noodzakelijk dat zij allereerst door de stem van de omroepers opgeroepen werden, en op de oproep tevoorschijn kwamen. Deze oproep door de omroeper, geschiedde misschien na een voorafgaand trompetgeschal, en werd ἑωτινὸν κήρυγμα (ochtendkreet) genoemd, in tegenstelling tot de κήρυγμα μεσημβρινόν (middagkreet). Want zoals er een ochtendkreet plaatsvond, om de hardloopwedstrijd en andere lichte spelen die in de voormiddag moesten plaatsvinden, te vieren; zo geschiedde er ook een middagkreet ter viering van de zware spelen, die in de namiddag gehouden moesten worden. Van deze dingen kan men lezen wat Faber uit Homerus, (Faber Agonist. l. 1. c. 30) Sophocles, Pausanias, Plutarchus, Heliodorus, en andere auteurs heeft aangetekend.
§. III.
Na de gedane oproep stelden zich zonder twijfel de hardlopers op bij het startpunt. Dit startpunt nu werd βαλβίς (BALBIS) en ἀφετηρία (APHETERIA), dat zoveel betekent als ἄφεσις τῶν δρομέων (het loslaten van de lopers), genoemd. Dit wordt in het Grieks ook κάνων (KANON) en γραμμή (grammè) genoemd, evenals in het Latijn LINEA, REGULA, (Lyd. Agonist. Sacr. c. 7.) lijn, regel, en LINEA ALBA (dat is: witte lijn) genoemd,
Boek - pag. 127
Hierop stonden de lopers te wachten op het bruisende neervallen van de HYSPLENX, dat is: valhek, en op het geven van het laatste seinteken: hetwelk zonder enige tegenspraak nu het helklinkende bazuin-geschal was (*). Dit blijkt genoegzaam uit Philostratus: als hij de vloeiende rede aan Polemon ( Philoftratus in Polem) bij de schelle bazuin van het Olympische spel gaat vergelijken, zeggende: ἐῤῥυθμισμένος μὲν ὁ Πολέμων καὶ ἐπλήσσετο καὶ ἐφθέγγετο οὐχ ἧσσον, τῆς Ὀλυμπικῆς σάλπιγγος dat is: maar de redeneertrant van Polemon was driftig en strijdbaar, en wakker klinkend, niet minder dan een Olympische trompet. Om deze reden maakt Vergilius ook melding van een trompet (Virgil. AEneid. lib. 5. vs. 113.) bij het beschrijven van Aeneas' roeiwedstrijd:
Et tuba commiſſos medio canit aggere ludos:
Dat is, volgens Vondel:
De Veld-trompetter blaast de spelen, eerst begrepen, Van eenen heuvel in.
En daarbij, als hij spreekt over zijn hardloopwedstrijd:
Locum capiunt, ſignoque repente Corripiunt ſpatia audito, limenque reliquunt. (Virgil. AEneid. lib. 5. 315. 316.)
Dat is:
Elk nam stand op 't teken der trompet de hardloopkampioen, schoot van de lijn, enzovoort.
(*) Lydius Agon. Sacr. wijst ons op 1 Kor. 14:8: Indien de bazuin een onzeker geluid geeft, wie zal zich tot de strijd gereedmaken? Wanneer hij spreekt over het teken dat door het bazuin-geklank aan de kampvechters werd gegeven, is het woord σάλπιγξ van een zo ruime betekenis, dat het ook wel op de kampwedstrijden kan worden toegepast. Anderen denken evenwel dat Paulus zinspeelt op wat Mozes beloofd werd aangaande de zilveren trompetten Num. 10:2. enz.
Boek - pag. 128
Ook waren er in het Olympisch strijdperk CARCERES (gevangenissen), waaruit, net als vanaf het startpunt, de paarden- en wagenrenners kwamen aanstuiven. Voor dezelve was een touw gespannen dat de renners binnenhield. Het schijnt uit Pausanias (Pausanias lib. 6.) dat een koperen arend en dolfijn de einden vasthielden: maar als de arend door een zeker mechaniek met uitgespreide vleugels zich van het altaar, waarop hij stond, verhief, en door een ander mechaniek de dolfijn naar beneden dook, werd het touw losgemaakt en de deuren geopend, en daarop schoten paard en wagens naar buiten. Dit zou een zekere Cleoetas eerst hebben uitgevonden, maar Aristides hebben verbeterd. Op vrijwel dezelfde wijze was het bij de Romeinen ook gesteld met betrekking tot hun CIRCUS, en de daarin gehouden paarden- en wagenrennen. Want aan het ene einde van het CIRCUS, d.w.z. niet het ovale, maar rechte einde, waren, zegt Oudaan, CARCERES, (Oudaan Roomf. Mog. 6. t’ Zamenfpraak.) dat wil zeggen: gevangenissen, omdat ze daarin tot het gegeven teken voor de start van de race werden vastgehouden. Er waren er twaalf in getal, of met twaalf poorten afgebeeld, hoewel er in het begin slechts vier, later onder Domitianus zes in gebruik zijn geweest. Zes van de twaalf waren dus in gebruik, maar de andere zes dienden slechts voor de welvoeglijkheid en symmetrie aan beide zijden van de grote poort, maar gingen tegelijk met de andere open. Voor de CARCERES stonden twee HERMULAE (dat zijn Mercuriusbeeldjes), borstbeeld-gewijs, die een touw voor de deuren spanden; hetzij om de deuren daarmee te sluiten, zoals Jul. Caef. Bullingerus (Jul. Caef. Bulling. de Circ. c. 14.) en Cassiodorus menen; hetzij om na geopende deuren (Caffiodorus loc. cit) door de gespannen ketting de uitgang tot het gegeven teken, d.w.z. het zwaaien van de MAPPA en de trompetkreet, te verhinderen, zoals Onuphrius Panvinius denkt. Volgens de eersten werden de deuren dan geopend, wanneer door een mechaniek de HER-
Boek - pag. 129
...MULAE de ketting door de handen lieten glippen; maar van de laatsten, dat zij ze, na geopende deuren, lieten glippen, alle verhindering wegnamen en volledige vrijheid aan de paard- en wagenrenners gaven om uit te lopen; (Kipping. Ant. Rom. lib. 2. c. 6.) die, hoe het ook zij, ook thans uitbarstten en wegstoven.
§. IV.
De voetlopers nu maakten hierop de aanvang. (Mercur. l. 2. c. 16.) Deze waren in vier soorten onderverdeeld, t.w. 1. Σταδιοδρόμοι (Stadiodromi), (Faber lib. 1. cap. 9. 31. l. 2. cap. 35.) 2. Δίαυλοδρόμοι (Diaulodromi), 3. Δολιχοδρόμοι (Dolichodromi), (Lydius Proleg.) 4. Ὁπλιτοδρόμοι (Hoplitodromi). Woorden die in het vervolg uitgelegd zullen worden.
§. V.
De Σταδιοδρόμοι (Stadiodromi) waren lopers van één stadion, dat is, eenmaal het perk langs tot aan de meet. Deze loop was de eenvoudigste, en het schijnt ons toe dat deze lopers onder allen het eerst begonnen, waarbij de anderen op hun eigen wijze volgden. Zij begonnen het eerst, zeg ik, maar zo dat ze maar langzaam, (*) en stap voor stap begonnen, om zo na verloop van tijd sneller te lopen en het langer vol te houden. En dat ze zo langzaam begonnen, zegt Lydius, het uit de uitlegger (Lydius Agon c.7.) van Aristophanes bewijzende.
(*) Op dit eerste langzaam en stap voor stap uitkomen van de lopers, komt het Lydius bedenkelijk voor, of mogelijk Paulus doelt, wanneer hij Phil. 3:16 (zo ook Gal. 6:16) spreekt, niet van een lopen, maar wandelen naar die regel, τῷ αὐτῷ στοιχεῖν κανόνι. En het is des te waarschijnlijker dat de apostel daarop zinspeelt, omdat hij aldaar ook het woord κανών gebruikt, hetwelk (afkomstig van κάννα, een riet, Hebr. קָנֶה een meetriet) bij de Grieken dat afgepaalde perk in de loopwedstrijden aanduidde, waarlangs degenen moesten lopen die de prijs wilden winnen. Maar het woord στοιχεῖν (stoichein) (van στίχος, in ordelijke voortgang) kan dan ontleend zijn aan de krijgsknechten, die in gelid met gelijke schreden ordentelijk, en dus langzaam, voorttrekken, zonder naar rechts of naar links te mogen afwijken. Paulus wil dan zeggen, dat de christenen naar het voorschrift van de evangelieleer in hun geestelijke loopbaan moeten voortgaan en wandelen, alles beginnend en doende met bedaardheid, bezadigd overleg en vermaak, alsook met die voorzichtigheid en standvastigheid, dat ze door voor- of tegenspoed niet afwijken naar rechts of naar links, en zo met blijdschap in het goede toenemen en volharden
Boek - pag. 130
Zij liepen dan, waarbij ze mettertijd steeds sneller liepen, (Lydius in Proleg) zeer snel, alsof ze vlogen. Daarom placht keizer Aelius Verus, naar het verhaal van Spartianus, (Spartianus in vita Aelii Veri.) sommige zeer snelle lopers met de naam van Winden, Noordenwind, Oostenwind, enzovoort, te benoemen. Vandaar dat hun ook vleugels werden toegeschreven. Ze konden zo'n vaart des te beter maken en volhouden, omdat hun milt was weggebrand, (Plinius Hist. Nat. l. 11. c. 36.) die hen anders zou steken en waarschijnlijk het lopen zou hebben belemmerd.
§. VII.
Voorts renden zij voort op een γραμμὴ εὐθεῖα (grammè eutheia), lijnrecht spoor, (*) daartoe in het strijdperk afgetekend. (Lydius cap. 38.) Zie wederom Lydius.
(*) Hoewel de meeste uitleggers van oordeel zijn dat de apostel in Hebr. 12:13 zijn vermaning τροχιὰς ὀρθὰς ποιήσατε τοῖς ποσὶν ὑμῶν (trochias orthas poièsate tois posin humoon), maakt rechte paden voor uw voeten, ontleent aan Spr. 4:26, alwaar de LXX (Septuaginta) hebben: ὀρθὰς τροχιάς ποίει σοῖς ποσί, komt het ons evenwel waarschijnlijk voor dat hij ook de lijnrechte sporen van de Griekse loopbanen op het oog heeft, die ook toen de Hebreeën niet onbekend waren. Des te meer, omdat hij op die loopbanen al vanaf het eerste vers zijn toespelingen had gemaakt. Ook schijnt de apostel daarop te doelen in Gal. 2:14 ὅτι οὐκ ὀρθοποδοῦσιν πρὸς τὴν ἀλήθειαν τοῦ εὐαγγελίου (hoti ouk orthopodousin pros tèn alètheian tou euangeliou), zij wandelden niet recht naar de waarheid van het Evangelie. Tegenover welke staat ἀποστραφήσονται (apostraphèsontai) 2 Petr. 2:21, afkerende van het heilig gebod dat hun overgeleverd was.
Boek - pag. 131
§. VIII.
En dat naar de META, meet, welke soms, net als de beginstreep, ook een lijn was, maar ook wel een vaste steen of twee, of verheven spitsen. Het loop-perk werd ΣΤΑΔΙΟΝ (STADION), (*) staanplaats, ook ΔΡΟΜΟΣ (DROMOS), de loop, dat is, loopplaats, genoemd; het eerste, ofwel omdat de vermaarde Hercules onder één adem (Lydius cap. 22. en cap. 33.) zo ver liep, zoals Onuphrius naar A. Gellius (A Gellius Noct. Att. lib. 1. cap. 1.) wil; ofwel omdat op die eindstreep, lijn, de loper ophield en stilstond, wat Faber verkiest. Degene die het eerst de uiterste limiet of meet raakte, had het spel van zijn medelopers gewonnen, moest echter tegen de volgende weer het strijdperk in, en als hij ook daar de baas speelde, wederom tegen de volgende, of anders degene die dan overwon; en zo voort tot de laatste toe, terwijl de laatste als overwinnaar van allen met de hoogste prijs ging strijken.
§. IX.
De ΔΙΑΥΛΟΔΡΟΜΟΙ (DIAULODROMOI) werden zo genoemd naar de ΔΙΑΥΛΟΣ (DIAULOS): wiens gehele aard en aard ons tamelijk helder door Aegidius Strauchius (Aegid. Strauch. Olymp. Agon §.12) beschreven wordt op de volgende manier: "De eenvoudige loop is (Videfis & Pafchal. l. 6. c. 13.) op de veertiende Olympische Spelen toegevoegd, de Δίαυλος
(*) Paulus gebruikt ook dit woord: 1 Kor. 9:24 met zinspeling op de loopbanen van de Grieken. Weet gij lieden niet, dat degenen die in de loopbaan lopen (οἱ ἐν σταδίῳ τρέχοντες) allen wel lopen, maar dat één de prijs ontvangt? Omdat nu Hercules in één adem een ruimte van 125 passen had afgelopen, werd die tot de lengte van de renbaan gesteld. En vandaar noemen de Grieken een wegstreek van 125 passen, of 625 voeten, met de naam van ΣΤΑΔΙΟΝ (STADION). Zie Joh. 6:19 en 11:18. Openb. 14:20 en 21:16.
Boek - pag. 132
Δίαυλος (DIAULOS): want zo spreekt Pausanias op de vermelde plaats pag. 301. Πεντεκαιδεκάτῃ δὲ Ὀλυμπιάδι ἐπὶ ταύτῃ δίαυλός τε ἄλλος προσετέθη καὶ δρόμου νίκην ἀπηνέγκατο Ὕπηνος Πισαῖος κοτινῷ στεφανωθείς. (Pentekaidekatèi de Olympiadi epi tautèi diaulos te allos prosetethè kai dromou nikèn apènegkato Hupènos Pisaios kotinōi stephanōtheis). Dat is: Maar op de veertiende Olympiade is de loop van een dubbel stadion (de δίαυλος, diaulos) toegevoegd, en Hypenus de Piseaan ging als overwinnaar heen, een kroon van wilde olijf ontvangend. Δίαυλος, Diaulos, werd dit soort van spel genoemd, van δίς (dis) en αὐλίζεσθαι (aulizesthai), hetwelk afstamt van αὐλός (Aulos), welk woord eigenlijk een fluit aanduidt, en daarna iedere lange en uitgestrekte streep, of iedere figuur die in de lengte uitloopt, zoals ook het strijdperk was. De loop nu wordt verdubbeld door het perk heen en terstond weer terug te lopen. PAUSANIAS ELIAC. 1. pag. 320 vergelijkt de Δίαυλος (Diaulos)-loop met de schrijfwijze welke βουστροφηδὸν (boustrophèdon) genoemd wordt, dat is, met omgekeerde regels (naar de herhaalde voren die de ossen al ploegend maken) geschiedt: want een zekere kist in het Olympisch veld, met letters beschilderd, beschrijvende, zegt hij: ἐν ἀριστερᾷ ἐστιν ἐλεγεῖα ἐς αὐτὴν ἐπιγεγραμμένα, τὰ μὲν ἐπ᾽ εὐθὺ διηνεκῆ, τὰ δὲ βουστροφηδόν. ἐπὶ δὲ τῆς ἀρχῆς ἐπιγράμματος ἐν ἀριστερᾷ ἐστιν ἐλεγεῖα ἐς αὐτὴν ἐπιγεγραμμένα, τὰ μὲν ἐπ᾽ εὐθὺ διηνεκῆ, τὰ δὲ βουστροφηδὸν. (en aristerāi estin elegeia es autèn epigegrammena, ta men ep' euthu dièneke, ta de boustrophèdon. epi de tès archès epigrammatos en aristerāi estin elegeia es autèn epigegrammena, ta men ep' euthu dièneke, ta de boustrophèdon). Welk Romulus Amafaeus aldus vertaalt: in arca incisae priscis literis &c. dat is: op de kist zijn met oude letters opschriften gebeiteld, ten dele in een rechte en gewone volgorde staande, ten dele met een ommekeer: de Grieken noemen dit βουστροφηδὸν (boustrophèdon). Want van het einde van de bovenste regel buigt de volgorde zich thans naar het begin van de volgende woorden, op dezelfde wijze als de dubbele loop die ze Diaulos noemen. Pindarus maakt gewag van deze wedstrijd in Pythionicis: want het tiende stuk is
Boek - pag. 133
opgedragen aan Hippocleas de Thessalonicenzen, een Pelinneaan. En over deze plaats van Pindarus verklaart B. Schmidius p. 348. wat de βουστροφηδὸν γράφειν (boustrophèdon graphein) te schrijven zij, door wiens vergelijking Pausanias de δίαυλον (diaulon) uitgelegd had, d.w.z. de woorden te schikken op deze wijze:
ἀρχὴ σοφίας ὁ ?????????????
Dusver Strauchius. Maar over de eerder genoemde schrijfwijze βουστροφηδὸν (boustrophèdon) kan meer gelezen worden bij Dickenson, (Dickenfon Delphi Phaenix. cap. 10.) welke getuigt uit Emphorion en Didymus, die Vossius aanhaalt lib. 1. Gramm. cap. 34., dat op die wijze Solons wetten, ἄξονες (axones) en κύρβεις (kurbeis) genaamd, geschreven zouden zijn geweest, zoals hij ook een drievoudig model van deze schrijfwijze te berde brengt, d.w.z. aldus:
одтулоп АзΥΟΜ ΕΠΕΝΝΑ IOM AQANA ΑΛΛΟΠ ΑΛΑΜ ΤΟ ΝΟΠ ΠΛΑΓΧΘΗ ΕΠΕΙ ΤΡΟΙΗΣ ΙΕΡΟΝ ΠΤΟΛΙΕ ΘΡΟΝ ΕΠΕΡΣΕ ΑΕΤΚΑ ΝΙΔΙ ΝΩΠΩΘΝΑ ́Δ ΝΩΛΛΟΠ ΩΝΤΗ ΝΟON IAX ΠΟΛΛΑ Δ ́ ΟΓ ́ ΕΝ ΠΟΝΤΩ ΠΑΘΕΝ ΑΛ ΓΕΑ ΟΝ ΚΑΤΑ ΘΥΜΟΝ
Ook dus: Ανδρα μοι εννέπε μέσα πολύτροπον ος μαλα πολλα 3033 084 0831 541081 1343 4 Πλα ἐλων δ ανθρωπων ιδεν ατεα και νοον εγνω Πολ
Boek - pag. 134
Maar dan als volgt:
dus Μηνιν αείδε θεα Πηληιαδεω Αχιλεως Πολλας δ ιφθιμος ψυχας αιδι προϊαψεν (mist nog stuk tekst?)
Alsof er stond, opdat we kortheidshalve slechts het laatste vertalen: Godin, geef mij de verderfelijke toorn van Achilles te bezingen Welke duizenden ellenden aan de Grieken heeft veroorzaakt. En veel heldhaftige zielen naar de hel heeft gezonden, Maar hun lichamen ten prooi wierp aan de honden.
§. X.
De ΔΟΛΙΧΟΔΡΟΜΟΙ (DOLICHODROMOI) hadden deze naam van ΔΟΛΙΧΟΣ (DOLICHOS). Dit nu betekent lang, uitgestrekt. Vandaar bij Homerus (Homer.*) δολιχόσκιον ἔγχος (dolichoskion enchos), een lange speer. Het woord, zegt Scapula, (Scapula in voce δόλιχος) wordt ook gebruikt voor de langheid van de tijd. Evenzo μακρὴν ἐλπίδα (makrèn elpida), lange hoop. Evenzo δόλιχος (dolichos) of δολιχός (dolichós) (met terugtrekking van de klemtoon naar achteren) een zekere ruimte van loopplaats, twaalf, of (volgens anderen) vierentwintig stadiën lang. Opgesierd wordt van de kleermaker Epicrates de lof gezegd καὶ μακροὺς καὶ μακροὺς αἰῶνας (kai makrous kai makrous aionas), de lange loop door de jaren te rennen, zoals ook de Latinisten zeggen: het leven af te lopen, en het afgelopen tijdsbestek van het leven. Evenzo (Schrevel. Lexic. Graec. in voce. μακροσκελεῖς) een zekere peulvrucht, Smilax hortensis, of Phaseolus (zegt Schrevelius), dat is, Turkse boon, omdat de schil en steel ervan μακρός (makros), dat wil zeggen lang is. Waarom, zegt wederom Scapula, sommigen βραγχία (bragchia) uit Galenus door worteltjes of Turkse bonen vertalen. Μακροσκελεῖς (Makroskeleis) worden ook de verzen genoemd, welke zij
Boek - pag. 135
Hypermetri, overmatige, te lange, noemen, en tot een (Virgil. Georg. lib. 1. vs. 295.) volgende lettergreep brengen mag, zoals deze bij Maro:
Aut dulcis musti Vulcano decoquit humorem,Et foliis &c.
Zie hierover meer wat de doorluchtige Scaliger (Scaliger de art. poët lib. 2. cap. 32.) heeft aangetekend. Uit alles blijkt dat de Dolichus-loop een lange loop betekent: dat wordt nog duidelijker uit het Griekse spreekwoord: μὴ ζήτει ἐν τῷ σταδίῳ τὸν δόλιχον (mè zètei en tōi stadiōi ton dolichon), zoek de Dolichus niet in het stadion, dat is, het lange niet in het korte, of, maak jezelf geen overbodige moeite. Evenzo (Pollux lib. 3.) uit de geestigheid van Phocion over de zege (Plutarch. in Phoc.) van Leosthenes: τὸ στάδιον (to stadion) καλόν (kalon), dat het stadion, of enkele loop, een mooie zaak was, maar dat hij opzag tegen de Dolichus (verlenging) van de oorlog. Daarom dwaalt Suidas als hij zegt dat de stadionlopers een langere afstand af te leggen hadden dan de Dolichus-lopers.
De lengte echter van de Dolichus-loop wordt verschillend bepaald: want sommigen zeggen dat hij eens zo lang was als die van het stadion, dat is, het enkele parcours. Daarom spreekt Mercurialis er zo over: Hoewel ik weet (Plutarch. in Phoc.) dat er bij Galenus ook over de Dolichus en Diaulus gesproken wordt, waarvan hij zegt dat de eerste bij de Grieken een langdurige loop betekent, welke echter de meeste schrijvers bepalen tot een dubbel stadium --- Het stadion was dus de loop van één stadium: de Dolichus van een dubbel stadium rechtuit gelopen: de Diaulus was ook van een dubbel stadium, maar dan met een omgekeerde loop. Paschalius echter bepaalt deze loop tot de lengte (Pafchalius 1.6 c 13 ) van vier stadiën: Erat autem, zegt hij uit Griekse schrijvers, τεσσάρων σταδίων ὁ δόλιχος (tessarōn stadiōn ho dolichos), de Dolichos is er van vier stadiën. Andere van zes, nog andere van twaalf stadiën, dan nog.....
Boek - pag. 136
.....andere tot vierentwintig. Welke laatsten gesterkt (Faber l. 1. c. 28) lijken te worden door de betekenis van het woord ΔΟΛΙΧΟΣ (DOLICHOS) (Faber l. 2. c. 35.), waarvan wij hierboven zeiden dat het ook een ruimte van 12 of 24 stadiën aanduidt. Maar in een dergelijk veelvoud, dat de lengte van twee stadiën te boven gaat, lijkt ons deze loop ook niet recht uitgestrekt, maar om de κάμψης (kampsis) of καμπή (kampè), die op het einde van twee stadiën gestaan schijnt te hebben, met een draai gezwaaid te hebben, hetwelk tweemaal geschiedde wanneer het uit vier stadiën bestond, driemaal wanneer het uit zes stadiën bestond, driemaal en nog een halve tocht wanneer het uit zeven stadiën bestond. Daarom zegt (Tzetzes 3 Hift. chiliad. 6.): Ἑπτάδρομος γὰρ ὁ δόλιχος τρεῖς καμπτῆρας ἔχων καὶ ἥμισυ (Heptadromos gar ho dolichos treis kamptèras echōn kai hèmisu), dat is: de Dolichus loopt zevenmaal, want hij heeft drie meetpalen, of bochten daaromheen, en een halve: vandaar wordt het ook τὸ καμπτικόν (to kamptikon), het buigbare of zwaaiende loopspel genoemd. In dit opzicht lijkt het een verlenging en verdubbeling van de Diaulos-loop: want zoals die slechts één stadion heen en weer liep, en aldus van de uiterste meet wederom tot de beginstreep snelde, zoals wij hierboven aantoonden, waarom bij zo'n loop Anaxandridas een vrouw vergelijkt, (Anaxandr. ap. Stob.) die van haar man wegloopt naar haar vaders huis, en aldus vanwaar zij gekomen was, zeggende; αἰσχρὸς δ᾽ ἐστὶ δρόμος οὗτος ὃς ἂν ἐξ οἴκου φεύγοντα φέρῃ πρὸς οἶκον πατρός (aischros d' esti dromos houtos hos an ex oikou pheugonta pherèi pros oikon patros), die herloop is schandelijk: zo, zeg ik, liep dit twee stadiën, verscheidene malen heen en weer. Want dat ook de Dolichus-loop zo heen en weer liep, blijkt helder uit de woorden van Aristides, wanneer hij met deze loop vergelijkt (Ariftides AEgypt.) de terugloop van de Nijl van de zee tot de sluizen en het meer van Meroë. Καὶ ὁ ποταμός (Kai ho potamos), zegt hij, ἀρξάμενος ἀπὸ θαλάσσης ἐπὶ τὰς κληῖδας καὶ τὴν Μερόην ἄνω πάλιν ἀνέστρεφεν, ὥσπερ οἱ τὸν δόλιχον ἀνακάμπτοντες, καὶ ὁ ποταμός ἀρξάμενος ἀπὸ θαλάσσης ἐπὶ τὰς κληῖδας καὶ τὴν Μερόην ἄνω πάλιν ἀνέστρεφεν, ὥσπερ οἱ τὸν δόλιχον ἀνακάμπτοντες (Kai ho potamos arxamenos apo thalassès epi tas klèidas kai tèn Meroèn anō palin anestrephen, hōsper hoi ton dolichon anakamptontes). En de rivier, beginnend van de zee, werd met een herloop wederom tot aan de sluizen en Meroë naar boven gevoerd, net als degenen die de Dolichus-renloop met een herloop.....
Boek - pag. 137
.....draaft. Paschalius meent verder dat de overwinnaars (Pafchal. loc. cit.) in deze heen-en-weer-lopingen en ommezwaaiingen Περιοδονίκαι (Periodonikai), overwinnaars van de periode, genoemd zijn. Maar Pomponius Festus schijnt de (Feftus in voce Period.) betekenis van dit woord beter te hebben ingeschat, als hij het verklaart als degene die in de Pythische, Isthmische, Nemeïsche en Olympische Spelen, en dus rondom en overal, de overwinning manhaftig had behaald. De herhalingen en herhalingen van deze lange heen-en-weer-loop (zo mag ik nu de Dolichus-loop noemen) schijnen uitgevonden te zijn om kunst en vlijt te tonen in het ontwijken van de Μεται (Metai) (keerpunten), zoals uit Homerus (Homerus Iliad 4) en uit de omwentelingen van de renwagens in de grote CIRCUS (waarover beneden) blijkt. Maar ook om bij gebrek aan lengte van de loopbaan door ombuigingen en heen-en-weer-rennen de loop lang te maken, want lang moest hij zijn, zou hij anders zijn naam ΔΟΛΙΧΟΣ (DOLICHOS) eer aandoen; om welke reden, zo schijnt het, de lange loop buiten het perk zonder zwaai of draai is voortgelopen. Wij merken ook nog aan dat (zo het ons tenminste toeschijnt) de kortere lopen en herlopen van de DOLICHOS tot de hardloopwedstrijd te voet behoord hebben, maar de menigvuldige herhaling tot de paarden- en wagenrace (waarover beneden), om welke oorzaak de schrijvers deze doorgaans tot de laatste betrekken.
§. XI.
De Ὁπλιτοδρόμοι (Hoplitodromoi) werden zo genoemd naar de ὅπλα (hopla), wapens. Daarom kunnen we het woord vertalen door Gewapende Lopers. Hun wapenrusting werd πανοπλία (panoplia) (*), de gehele wapenrusting,
(*) Het woord πανοπλία (panoplia) wordt driemaal in het N.T. gebruikt, t.w. Luk. 11:22, Ef. 6:11 en 13, maar wel zeer waarschijnlijk, dunkt ons, met zinspeling op de oorlogswapens. Ondertussen hadden ook de wapenrustingen van de wedstrijdlopers daar veel overeenkomst mee. De LXX (Septuaginta) gebruiken dit woord voor כְּלִי (keli) 2 Sam. 2:21, het gewaad namelijk van een krijgsman....
Boek - pag. 138
....genaamd, zoals uit Heliodorus zeer duidelijk blijkt: (Heliodor AEgypt. lib. 4.) deze, over Theagenes sprekend, getuigt aldus: καὶ ἅμα μὲν εἰπὼν ταῦτα ἀνεπήδησε, καὶ ἐς τὸ μέσον ἐμπεσὼν καὶ τοὔνομα καὶ τὸ γένος ἀνειπὼν καὶ περὶ τοῦ κλήρου διασεισάμενος καὶ ἐν τῇ πανοπλίᾳ στὰς ἐπὶ τῆς βαλβίδος ὠστιοῦτο πρὸς τὸν δρόμον καὶ τὴν ἀπὸ τῆς σάλπιγγος ἔκπληξιν ἠπείγετο. (kai hama men eipōn tauta anepèdese, kai es to meson empesōn kai tounoma kai to genos aneipōn kai peri tou klèrou diaseisamenos kai en tèi panopliāi stas epi tès balbidos ōstiouto pros ton dromon kai tèn apo tès salpingos ekplèxin èpeigeto.), dat is: toen hij dit gezegd had, sprong hij op, trad naar voren, zei zijn naam, maakte zijn afkomst bekend, lootten om de plaats; en gekleed in de volledige wapenrusting stond hij bij de startlijn, hunkerend naar de wedstrijd, en wachtte met groot ongeduld op het startsignaal van de trompet. Pausanias informeert ons nader (Paufanias lib. 3.) omtrent de tijd waarin deze volledige wapenrusting, en dat nog specifiek voor de lopers, is ingesteld, zeggende: Δρόμος δὲ ὁπλιτῶν ἐς τιμὴν κατέστη τῇ πεντεκαιεξηκοστῇ Ὀλυμπιάδι (Dromos de hoplitōn es timèn katestè tèi pentekaiexèkostèi Olympiadi) Maar het loopspel van zwaarbewapende lopers is in aanzien gekomen in de vijfenzestigste Olympiade. En elders: Δημάρατος Ἡεραεὺς παῖς Δημαράτου δίς τε ἄλλοτε ἐνίκησε καὶ αὐτὸς τῇ πεντεκαιεξηκοστῇ Ὀλυμπιάδι, ὅτε καὶ πρῶτον θέειν ὡπλισμένους ἔθεσαν (Demaratos Hèeraeus pais Demaratou dis te allote enikèse kai autos tei pentekaiexèkostèi Olympiadi, hote kai prōton theein hōplismenous ethesan), dat is: Demaratus de Herëen, zoon van Demaratus, en zijn neven hebben tweemaal gewonnen: hijzelf ook in de vijfenzestigste Olympiade (toen het voor het eerst in gebruik kwam om met zware wapens te rennen), en eveneens in de volgende. De wapens nu waren 1. schilden: waarom Pausanias (Paufanias lib. 3.) deze woorden gebruikt: Δρόμος δὲ ὁπλιτῶν ἐς τιμὴν κατέστη (Dromos de hoplitōn es timèn katestè). Maar met het schild te lopen bij het einde van de spelen was nog niet in gebruik: het was.....
Boek - pag. 139
.....namelijk dat het pas in gebruik kwam ten tijde van Demaratus, zoals wij zo-even uit de eerder genoemde Pausanias aantoonden. Daarenboven waren ze soms gewapend met een borstwapen, pantser en complete ijzeren wapenrusting, hetwelk vooral van toepassing was bij degenen die zich in de oorlogvoering bekwaamden, die daarom ὁπλομάχοι (hoplomachoi) of ἐνόπλιοι (enoplioi) gewapende vechters of lopers genoemd worden, evenals de gladiatores van Tacitus CRUPELLARII (Tacit. Annal. l. 3. c. 43. 45.) genoemd worden, ja zelfs FERRATI, d.i. ijzeren, omdat ze als (J. Lydius Agon. Sacr. cap. 10.) met een ijzeren deksel overtrokken waren. 3. Ook hadden (Dion. Halicarn. lib. 7.) ze op het hoofd helmen met trotse en zwierige toppen, evenals in Rome bij de feestspelen de spelers γυμνῆτες ἐπιδεικνύντες κράνη χαλκᾶ καὶ λόφους καὶ πτερὰ (gumnètes epideiknuntes kranè chalka kai lophous kai ptera) wordt gezegd te hebben gehad, dat wil zeggen: koperen helmen met sierlijke kammen en veren. 4. Ook waren de gewapende spelers gewapend rondom de voeten: want zij hadden hun κνημῖδας (knèmidas). Zo noemt Pollux (Pollux l. 3. c. 30.) ἐμβάδας (embadas), de schoenen van de wedstrijdlopers: welke Pausanias (Paufanias lib. 6.) πέδιλα (pedila) genoemd heeft. Terwijl echter de soldaten vanouds slechts met één voet geschoeid waren, opdat ze namelijk des te vaster op drassige grond konden staan en tegelijk met de ongeschoeide linkervoet des te beter konden afzetten, zoals uit Thucydides opgemaakt kan worden. (Thucydides l. 3.) Zoals nu alle loopoefeningen geschiedden om tot de oorlog en krijgsplichten en -bedrijven des te bekwamer te zijn, zoals Vegetius zeer duidelijk aantoont, en uit hem (Veget. de re Milit. l. 1. cap. 9.) anderen, zo is het vanzelfsprekend dat de gewapende loop daartoe ingevoerd is: hoewel deze (zonder twijfel om haar al te grote moeilijkheid en bijna onmogelijkheid) weer afgeschaft is, niet alleen door de Eleërs, maar ook door alle Grieken (want ook anderen hadden deze loop in gebruik genomen, zoals blijkt uit het Pythische spel, dat ze vijf jaar na het Olympische hadden toegelaten, naar het (Paufanias lib. 10.) verhaal van Pausanias); zoals uit deze woorden....
Boek - pag. 140
.....van dezelfde Pausanias is af te leiden: (Paufanias l. 6.) ἀλλὰ μετὰ ταῦτα ὀλυμπιάδος ὀγδόης ἐπὶ ταῖς πεντήκοντα ἐφ᾽ αἷς Εὐρυβάτου μνήμην ἔχουσιν, ἀργὸν ἐποιήσαντο (alla meta tauta olympiados ogdoès epi tais pentèkonta eph' hais Eurubatou mnèmèn echousin, argon epoièsanto); maar deze is een tijdlang daarna door de Eleërs, en door alle andere Grieken wederom uit het strijdperk geweerd.
§ XII.
Het voornaamste werk en activiteit van de lopers was ervoor te zorgen om door snelheid τὸν μὲν πρόσω λίαν (ton men prosō lian) ὑπολιπέσθαι (hupolipesthai), τὸν δ᾽ ὄπισθεν (ton d' opisthen) ἐκφεύγειν (ekpheugein) (Plutarchus Symp. 2. probl. 4.); dat wil zeggen, (de tegenstrever) ver achter zich te laten, en zeer ver vooruit te zijn. Degene die achterop raakte en zich inspande om de voorloper weer in te halen en voorbij te stuiven, werd gezegd διώκειν (diōkein) (*),
(*) διώκειν (diōkein). Dit woord, wanneer het een persoon als voorwerp heeft, duidt op een verlangen om die te beschadigen, en wordt in het N.T. doorgaans met vervolgen vertaald. Maar wanneer het betrekking heeft op een zaak, wordt het meestal in gunstige zin opgevat, en betekent het een bijzondere ijver om die te verkrijgen. Zo komt het dikwijls voor in het N.T. en wordt het vertaald met zoeken, trachten, najagen. Onder andere gebruikt Paulus het in Filip. 3:12: εἰ δὲ καὶ καταλάβω (ei de kai katalabō), ik jaag ernaar; en vs. 14: κατὰ σκοπὸν διώκω (kata skopon diōkō) enz., ik jaag naar het doel, tot de prijs van Gods roeping, die van boven is in Christus Jezus. Op welke plaats een zeer duidelijke toespeling is op de Griekse loopbanen. Chrysostomus benadrukt de kracht van het woord met nadruk: καὶ οὐκ εἶπεν, τρέχω, ἀλλὰ διώκω (kai ouk eipen, trechō, alla diōkō). Want die bij de Grieken vervolgen genoemd wordt, διώκειν (diōkein), gij weet, hoeveel ijver hij aanwendt in het doorzetten, hij ziet niemand aan, hij stoot met grote drift iedereen weg die hem hindert in de loop. Daarom zegt ook Cicero de Offic. l. 3. c. 30. Qui stadium currit, eniti et contendere debet, quam maximè possit, ut vincat. En Apollodorus zegt Bibl. l. 3. p. 207 van Milanion: διώκων δὲ ἔῤῥιπτε ταῦτα (diōkōn de erripte tauta), najagend heeft hij die (namelijk de gouden appels) henen geworpen, te weten voor Atalanta.
Boek - pag. 141
te vervolgen, (*), ook ἐπεκτείνεσθαι (epekteinesthai), zich uit te strekken, σπεύδειν (speudein) (**), spoeden, om de voortocht een poets te spelen, ondanks dat er een eed gezworen was bij Jupiter Horceus, om zonder bedrog te zullen handelen. Met dergelijk bedrog haalde niet alleen Pelops Oenomaus in, in de beruchte wagenstrijd, (Ovidius Metam. lib. 10. fab. 13. 14.) waarover in het eerste boek gesproken is, maar ook te voet Hippomenes de snelle Atalanta wel tot driemaal toe, door, als zij te ver vooruit schoot, een mooie appel over het veld te laten rollen, die haar verleidde,.....
(*) ἐπεκτείνεσθαι (epekteinesthai) drukt uit het doen van ijverige lopers, die niet alleen hun voeten wakker bewegen, maar ook hoofd en handen vooruitsteken, om hun ijver en wakkerheid te tonen, en om zo, waar het mogelijk is, meer vaart te maken. Paulus gebruikt het met zinspeling daarop Filip. 3:14: ἐπεκτεινόμενος (epekteinomenos), mij uitstrekkend naar hetgeen voor mij ligt. Maar ὑπερεκτείνω (huperekteinō) zegt niet alleen een verder uitstrekken, maar ook een te ver uitstrekken. Zo vindt men het bij Paulus 2 Kor. 10:14: οὐ γὰρ ὡς μὴ ἐφικνούμενοι εἰς ὑμᾶς ὑπερεκτείνομεν ἑαυτούς (ou gar hōs mè ephiknoumenoi eis humas huperekteinomen heautous), wij strekken onszelf niet te ver uit.
(**) πλεονεκτεῖν (pleonektein) (van πλέον (pleon), meer, ἔχειν (echein), hebben) wordt wel bij de Grieken in gunstige zin soms gebruikt, maar in het N.T. betekent het doorgaans zoveel als op een onbehoorlijke wijze iemand een kans te willen afkijken, afbreuk te doen. Zo zegt Paulus 1 Tess. 4:6 dat niemand zijn broeder onderdrukt en bedriegt (καὶ μὴ ὑπερβαίνειν καὶ πλεονεκτεῖν (kai mè huperbainein kai pleonektein)) in zijn handelen. Zie 2 Kor. 7:2 en 12:17, 18, waar het met voordeel zoeken wordt vertaald. Het werd vanouds onbehoorlijk geacht om in de loopwedstrijden door bedrog de medeloper een kans te willen afkijken, volgens het getuigenis van Lucianus tom. 2. non tem. cred. cal. p. 414. ὁ μὲν ἐλπίδας ἐν ποδῶν τάχει ἔχων (ho men elpidas en podōn tachei echōn) enz. Iemand die de hoop op overwinning stelt in de snelheid van zijn voeten, probeert zijn naaste niet te hinderen, noch zich te bemoeien met het doen van zijn mededingers. Integendeel, een trage en luie strijder, die geen vertrouwen kan stellen op zijn snelheid, zal op bedrog aanleggen. En hij zal er helemaal op uit zijn, hoe hij de medeloper ophoudt, door hem enige hindernissen of belemmeringen te laten ondervinden. Als hem dat niet lukt, zal hij nooit overwinnaar worden.
Boek - pag. 142
.....om ze op te rapen, waardoor hij tijd won om haar voorbij te stuiven (misschien ook niet tegen haar wil), en ging zo uiteindelijk met de prijs, de bruid zelf, aan de haal. ἀπορεῖσθαι (aporeisthai) (*) is met raad en daad in twijfel en bekommernis te verkeren of men de voorstrever zal kunnen inhalen; of ook in bekommernis en verlegenheid te verkeren of men niet door de nastrever ingehaald en voorbijgestreefd zou kunnen worden. ἐκπορεῖσθαι (ekporeisthai) en ὑπολελείφθαι (hupoleleiphtai) (**), evenals.....
(*) Het woord ἀπορία (aporia) duidt een twijfel aan, gepaard met een gemoedsangst: tegelijk een radeloosheid over een goede uitkomst. Zo zegt Polybius lib. 16. ἠπόρει καὶ μόλις ἑώρα τί χρὴ ποιεῖν (èporei kai molis heōra ti chrè poiein), hij was in twijfel en kon nauwelijks zien wat hij verder moest doen. Zo Xenophon in Cyneg. ἀπορῶν ἐπὶ τί τράπηται (aporōn epi ti trapètai), twijfelend waar hij het op zou richten. ἐξπορία (exporia) duidt een zo grote verbijstering aan, dat men helemaal wanhoopt aan een goede afloop. Paulus voegt die beide woorden bij elkaar 2 Kor. 4:8: ἀπορούμενοι ἀλλ᾽ οὐκ ἐξαπορούμενοι (aporoumenoi all' ouk exaporoumenoi), in twijfel, maar niet wanhopig. Zie ook 2 Kor. 1:8.
(**) ὑπολιπεῖν (hupolippein) en ὑπολείπεσθαι (hupoleipesthai) zijn woorden die in de loopwedstrijden gebruikt worden om uit te drukken hoe de achterblijvers als achtergelaten worden door hun tegenstanders. Plutarchus zegt: οὐ γὰρ οὖν στέφουσιν τοὺς ὑπολειπομένους (ou gar oun stephousin tous hupoleipomenous), zij kronen de achtergelatenen immers niet. En Eustathius in Homerus Iliad. ψ'. τόν παντελῶς ἡττώμενον, ὑπολείπεσθαι φαμέν (ton pantelōs hèttōmenon, hupoleipesthai phamen), iemand die volkomen overwonnen wordt, noemen wij achtergelaten. In het N.T. wordt het woord καταλείπειν (kataleipein) doorgaans met verlaten vertaald. Zie Matt. 27:26. Hand. 2:27. Hebr. 13:5. En wel 2 Kor. 4:9 met zinspeling op de loopwedstrijden: vervolgd, maar daarin niet verlaten: διωκόμενοι, ἀλλ᾽ οὐκ ἐγκαταλειπόμενοι (diōkomenoi, all' ouk enkataleipomenoi). Horatius de Arte Poetica noemt het ook relinqui. Occupet extremum scabies, mihi turpe relinqui est. Dat is: laat de schurft de allerlaatste tegenhouden: het is voor mij een schande om verlaten te worden.
Boek - pag. 143
(*) ὑστερεῖσθαι (hustereisthai) is onmiddellijk achtergelaten, achtergesteld te zijn: zodanige ὑστερημένοι (husterèmenoi), achtergelatenen, mag genoemd worden, terwijl degene die altijd voorgebleven is ἀνυπσέρβλητος (anupserblètos) niet-achtergelatene is: hetwelk zo roemruchtig was dat het mede onder de trotse praaltitels van de overwinnaars gezet werd: zoals blijkt uit het opschrift van de vuist- en worstelvechter Demetrius in Rome.
ΔΗΜΗΤΡΙΟΝ ΕΡΜΟΠΟΛΕΙΤΗΝ ΑΛΕΞΑΝΔΡΕΑ ΠΑΝΚΡΑTIACTHΝ ΠΕΡΙΟΔΟΝΕΙΚΗΝ ΠАЛАІСТΗΝ ΠΑΡΑΔΟΞΟΝ ΑΛΕΙΠΤΟΝ
Dat is:
"Demetrius van Hermopolis, een Alexandrijnse vuistworstelaar, was een ongeslagen kampioen, die tweemaal op één dag won en nooit verslagen werd."
Aan Melancomas, hoe zeer ook wegens spel en strijd vermaard, wordt het daarentegen tot schande gerekend dat hij geen πρόσθεν ὄντα (prosthen onta) voorbijstrever gebleven, maar van.....
(*) ὑστερεῖν (husterein). Behalve andere betekenissen die dit woord heeft in het N.T., heeft het ook die van achterblijven Hebr. 4:1 en verachteren Hebr. 12:15. Op welke twee plaatsen wij mogen denken dat er een toespeling geschiedt op de lopers in de renbanen van de oude Grieken.
Boek - pag. 144
door zijn zoon achtergelaten is: waarom Dio Chrysostomus (D. Chryfoft. Orat. 28.) over hem zegt: οὐ γὰρ ἦττηται (ou gar hèttètai), hij is niet overwonnen, noch onoverwinnelijk gebleven. Van dit alles kan men nazien wat Lydius aangetekend heeft. (Lyd. Agon. Sacr. c. 24.) En dit zij voor nu genoeg, dunkt ons, over de VOET-RENNERS.