Boek - pag. 1
EERSTE BOEK, GAAT OVER DE OLYMPISCHE SPELEN OORSPRONG EN VOORBEREIDINGEN.
EERSTE HOOFDSTUK. Aanleiding tot de Spelen, en oorsprong van de naam Olympische Spelen.
§ I.
Nadat de mensheid door de zonde onderhevig is geworden aan veelvuldige ongemakken en ellende, heeft zij ernaar gestreefd om ter tijdverkorting, droefheidverdrijving, vermaak, gezondheidsbescherming, godsdienstbeoefening en oorlogsvoorbereiding enige oefen- en wedstrijdspelen te bedenken; waarvan zij ook bewijzen en voetsporen vonden in de redeloze, doch jeugdige en gematigd gegroeide, dieren, die wij zien zichzelf onderling met lopen, worstelen en vriendelijk kampen vermaken.
Boek - pag. 2
§. II.
Zij zijn niet alleen privé gevierd, maar zijn ook zeer plechtig en ceremonieel geworden; en van de plechtige en ceremoniële vinden wij overvloedige voorbeelden in de grijze oudheid, die ons toont, dat ze plaatsvonden bij de lijkstatie van een groot persoon, om hem te eren, en de droefheid van de vrienden te verlichten. Dit zien wij gebeuren na het verhaal van Homerus, in de persoon van PATROCLUS. (Homer. Iliad. lib. 23) Deze lijkspelen werden ook wel bij het verjaren herhaald, zoals blijkt uit het doen van AENEAS ter ere van (Virgil. Mar. AEneid. lib. 5) ANCHYSES zijn vader. Ook werden ze wel met pracht gehouden bij of na de ontvangst en het onthaal van een vorstelijk gast: vandaar dat ULYSSES (Homer. Odyff. lib. 8) bij de Phaeaken ermee werd vereerd. Evenals wanneer vorstelijke personen zich onderling probeerden te vermaken: daarom toont Homerus de trotse vrijers van (Odyff. lib. 4) PENELOPE met de beoefening van de wedstrijdspelen. Zo ook ter ere van de goden; hetzij dat ze het van de verering van de gestorvenen, wiens geesten zij voor goden hielden, tot de goden zelf hebben getrokken, hetzij dat ze de goden aan hen gelijk hebben gemaakt, die zij dientengevolge dachten zeer vermaakt te worden door de dingen, waarin zij zelf zo'n uitgelaten blijdschap vonden. Alles was er echter op gericht om, behalve het aanwezige vermaak, op een allernadrukkelijkste wijze de jeugd aan de wapenhandel en de krijgsoefeningen te laten wennen: want zij achtten de oorlogs-dapperheid hoger dan alle deugden; zoals zij ook de deugd ἀρελὴν (Athenaeus Diepn. lib. 4.) van Ages de oorlogsgod noemden, en bij haar werd de beste Agisos, dat is eigenlijk de dapperste, genoemd. (Feithius Antiq. Hom. lib. 4. cap. 7.) Tot dit genoemde doel heeft het goed geleken om ze ook te laten plaatsvinden op de grote marktdagen, die tevens veelal de grote πανηγύρεις, samenkomsten, (Paschalius de Coron. I.6.c.1.) raad- en rijksvergaderingen van een heel volk, ja van...
Boek - pag. 3
...vele volkeren, bondgenoten van elkaar, die bij zulke gelegenheden beraadslaagden en besloten wat nuttig leek voor een gemeenschappelijk doel.
§. III.
Dergelijke markt- en rijksdagen waren die waarop de zeer beroemde Griekse oefenspelen, te weten de Olympische, Pythische, Nemeïsche en Isthmische, werden gehandhaafd. Maar wederom schitterden onder deze de Olympische als de maan onder het mindere gesternte: want hierheen was de toevloed van alle naties, het puik van de wijzen en geletterden, de bloem van de dapperen: hier was onsterfelijke eer, trotse kronen en een eer te winnen, die nauwelijks door de Roomse triomfen werd overtroffen: daarom barst met recht Paschalius zo los; zeker, (Paschalius Coron. lib. 6. cap. 5) de Roomse triomfen alleen uitgezonderd, is er niets in de gehele oudheid, dat we hoger en waardiger zouden mogen houden. Ook werd hiervan de tijdrekening ontleend, om een vast baken te hebben voor de geschiedenissen, die tot nog toe (voor degenen die van Gods woord ontbloot waren) of in het duister verborgen lagen, of op de golven van onzekerheid hadden gedobberd. Het is bekend, dat Cenforinus drie tijden stelt; waarvan de (Cenforinus de die Nat. cap. 21) eerste zich uitbreidde van het begin van de wereld tot de algemene (Ziet ook Juftin. Mart. παρηννεί πρὸς Β ́λ λεν) vloed, en de ἄδηλον verborgen werd genoemd: (Africanus by Eufeb. praep. Euang. cap. 10.) de tweede van daar tot de eerste OLYMPIAS, dat is, de Olympische tijdrekening, welke de naam van μυθικὸν fabelachtig draagt; want binnen die periode heeft men de beuzelingen van de goden, helden en de Trojaanse oorlog, met al de daarvan verzonnen zotternijen, die tevens de wijsheid en dwaasheid van Homerus onthullen: de derde van hier en voortaan isoρικόν, dat is, historisch te noemen. Wat voor een nut en luister nu uit de genoemde vaste tijdrekening voor de Olympische spelen is ontstaan, roepen alle historiën, blaast met volle kaken de eigen Faam.
Boek - pag. 4
§. IV.
De naam, zo vol luister, dragen deze spelen van de plaats. OLYMPIA was een veld in PELOPONNESUS (dat heden MOREA wordt genoemd) en meer bepaald gelegen in het gebied van PISA: min of meer dan 300 stadiën lag het van ELIS af: de vermaarde vloed van ALPHEUS stroomde er zo na voorbij, dat men er het water uit de speel-kamp toe kon afleiden, en stortte (Strabo Lib. 8.) zich dan voorts tussen west en zuid in de Triphyliaze Zee. De Pizanen nu waren de Eliden onderworpen: daar vandaan behoorde de speel-kamp, ofschoon in het gebied van de Pizanen gelegen, tot deze laatste, die erover, gelijk ook over de spelen die daar werden gehouden, doorgaans het bewind voerden. Evenwel hebben die van PISA op hun recht staande, en de Eleeërs in een veldslag overwonnen hebbende, op de 104e OLYMPIAS het spel gehouden, zoals Diodorus Siculus getuigt. Strabo komt daarmee overeen, als hij zegt, dat die van PISA het spel voor een korte tijd hebben gehouden. Xenofoon getuigt ook, dat de Eleeërs van oudsher het gezag over de spelen niet hebben gehad.
§. V.
Men zegt voorts, dat dat veld zijn naam zou hebben verkregen van een JUPITER OLYMPIUS, of OLYMPICUS, of OLYMPIACUS genaamd. In die naam hadden de dwaze heidenen de ware God veranderd, en alzo een mens tot God gemaakt (gelijk ze toch doorgaans gewoon waren onzeggelijke en beruchte koningen met de naam van JOVES te vereren) want zij verstonden (Paufanias l. 5. p. 375) door deze, of CHAM, de Egyptische JUPITER HAMMON, of misschien liever de gemeenschappelijke vader van de natuurlijke Grieken JAPHET, bij haar anders JAPETUS geheten; wiens zoon ELISA de naam aan het landschap ELIS, zo meent Bochartus, (Bochartus Phaleg. lib. 3. cap. 4) heeft gegeven,...
Boek - pag. 5
...of de eerste beruchte koning van die landstreek AETHLIUS. (Suidas in voce.) Deze nu droeg de naam van OLYMPIUS, dat is, hemels, want Ὄλυμπος bij de Grieken de hemel betekent, en dat zegt zoveel, naar het bericht van Suidas, als ὁλόλαμπρος, dat is, geheel licht; hoewel anderen het van elders halen. Omdat nu de heidenen de hemel ook stelden voor de woning van God, zo noemden ze ook God zelf, of degene die ze in Gods plaats stelden, met de naam van,Ὄλυμπος dat is, Hemel: vandaar het zeggen van de oude dichter Nevius; PANDITUR INTEREA DOMUS ALTITONANTIS OLYMPI. Maar ondertussen gaan de grote deuren open van de donderende Olymp; dat is, van de hemel, en vervolgens van God. Dit bootst Virgilius na; PANDITUR INTEREA (Virgil. AEnid. lib. 10. vs. 1.) DOMUS OMNIPOTENTIS OLYMPI. Maar ondertussen gaan de grote deuren open van de almachtige Olymp, dat is wederom, van de hemel, en vervolgens van God. Het is bekend, dat ook de Joden in hun taal God met het woord שמים / hemel, uitdrukken: zoek hiervan verscheidene voorbeelden bij de geleerde Ligtfoot. (Ligtfoot Hor. Hebr. in Matt. 3:2,) Caelius Rhodiginus echter wil liever, dat deze JUPITER, wie hij ook is, de naam OLYMPIUS heeft ontvangen van zijn leermeester of voogd, welke (Diod. Sie. I. 31. c. 37) DIONYSUS (toen hij Egypte overheerste, en deze (Cael. Rhodiq. Antiq. leɛt. lib. 22. cap. 13) JUPITER, uit SATURNUS en RHEA geboren, (Bochartus Phal. lib. I. cap I.) nog een minderjarig kind zijnde, over de provincie stelde) hem toevoegde: want die zou OLYMPUS (Gen. 9 20. enz.) hebben geheten. Als het zo waar is, zou deze JUPITER te beter CHAM kunnen zijn, nadat SATURNUS NOACH is, en DIONYSUS, wijngod, kan gemakkelijk dezelfde NOACH zijn, als degene die de wijnstok plantte, en in de zonde van een overmatige dronkenschap instortte. Hij gaf hem ook een meester in de persoon van SEM, zijn broer, aan wie en zijn...
Boek - pag. 6
...geslacht de geloofsleer, zo nodig tot zaligheid, bijzonder toevertrouwd is. Maar dat zij deze leermeester van JOVIS OLYMPIUS hebben genoemd, is uit een bot misverstand ontstaan: want het schijnt ons geen andere grond te hebben, als dat ze אלוף ,Meester, Leider, e.v. van אלף leren, tot een eigen persoonsnaam hebben gemaakt, en met de klank OLYMPUS hebben uitgesproken.
§. VI.
Hoe het ook zij, JUPITER, wie Hij dan ook geweest is, (Strabo lib. 8.) deelde zijn toenaam mede aan het speelveld OLYMPIA. Het grote Etymologicum wil ons doen geloven, dat deze plaats de naam van OLYMPUS door JUPITER zelf verkreeg. Die, om de achting, die Hij daarvoor had, uit te drukken, haar de naam van zijn hoge woning heeft gegeven. Want van Hem wordt gezegd dat Hij aldaar oudtijds een orakelstoel heeft gehad; hetwelk het namaaksel kan zijn geweest van de vraagbaak van de EGYPTISCHE of LIBISCHE AMMON. Ook had Hij daar zelf, na de ondergang van de vraagbaak, een trotse tempel, en nog trotser beeld, beide gemaakt uit de buit en roof, die de Eleënzers hadden gehaald van de Pizanen en hun bondgenoten. De tempel was naar de Dorische bouwstijl opgetimmerd, rondom (Paufanias lib. 5.) op kolommen gevestigd, de wanden uit inlandse steen opgetrokken, het dak uit kostelijk marmer, de hoogte van de grond tot aan de arenden, die de topstukken steunden, was van achtenzestig voet, de breedte van vijfennegentig, maar de lengte van tweehonderd en dertig voet. De inboorling LIBO was er opperbaas van geweest; hoewel BYZAS NAXIUS, door een kunstige en nieuwe uitvinding, de roem draagt van het marmer tot tegels of dak te hebben doen snijden; die er ook praalbeelden over heeft opgericht met roemgedichten, dat Hij de eerste was geweest die had geweten...
Boek - pag. 7
...het dak uit stenen te snijden. De andere gesteldheden en wonderlijke versieringen van de tempel, zie bij Paufanias ter genoemde plaatse, die daarop ook begint over het beeld te spreken. Zijn verhaal komt hier op neer: het beeld, uit ivoor en goud gemaakt, zat op een hoge troon; zwachtel en kroon was om en op het hoofd; de linkerhand hield de scepter uit verscheidene metalen toebereid; een arend was het einde, een gouden mantel had het beeld om zich geworpen; en gouden schoenen, doorwerkt met vogels en bloemen aan zijn voeten; de troon schitterde van goud en edele stenen, in ivoren gronden; vier triomfbeelden huppelden aan de voeten van de troon: andere beelden waren er meer; bijzonder was aan het voorhoofd geschilderd het vertoon van acht strijdspe-len. Daar waren ook geschilderd de uren en vele andere dingen, samen, naar de wijze van de Ouden, van een diepe zin, nu niet nader te onderzoeken. Strabo wil, dat het beeld, (Strabo lib. 8.) hoe kostelijk en kunstig het ook was, geweest zou zijn zonder de vereiste gepastheid, die men proportie noemt; want het was zo groot, dat het zittend in het gevaarte van die grote tempel te na aan diens overwelving reikte, en dat, als het opstond, het dak zou hebben moeten scheuren: hoewel Paufanias dit niet (Paufan. I. c.) bekent, maar verhaalt, dat het in alles zo goed gemaakt was, dat JUPITER er zelf een teken van tevredenheid en goedkeuring over gaf. Hoe het ook zij, het beeld was kunstig samengesteld en prachtig uitgedost. PHIDIAS CHARMIDAE (of, zoals Strabo zegt, CHARMINI) zoon, een Athener, was de kunstwerker, geholpen, ten minste om er de kunstverven of het schilderwerk op te leggen, van zijn broer PANENUS, die Strabo echter PANDENUS noemt, en zegt de zusters zoon van PHIDIAS te zijn geweest. (Strabo loc. cit.) PHIDIAS verder had dit machtige beeld geformeerd naar (Homer: Iliad. lib. H. l. vs., 529.) het voorschrift van deze verzen uit Homerus...
Boek - pag. 8
Ἧ καὶ κυανέησιν ἐπ ̓ ὀφρύσι νεῦσε κρονίων ̓Αμβρόσιαι δ ἄρα χᾶται ἐπεῤῥώσαντο ̓́Ανακτος Κραλός ἀπ ̓ ἀθανάλοιο μέγαν δ ̓ ἐλέλιξεν όλυμπον
Dat is;
Hij zei, Saturnus' zoon knikt toe met zijn wenkbrauwen
Die gans ontzaglijk staan, en zwemen uit het blauwe,
Zoals de hemel kleurt; zijn ambrozijnse haar
Gaat wapperen op en neer, zo machtig schudt Hij het: maar
De almacht van de koning, die geniet een eeuwig leven,
Doet zelfs, zo vaak Hij wil, de grote hemel beven.
Na deze beschrijving moesten wenkbrauwen, e.v. groot en afschrikwekkend zijn, en alle andere leden zich daarnaar voegen, en als gevolg daarvan ook het gehele beeld ontzagwekkend en afschrikwekkend zijn. Waaruit te zien is, als PHIDIAS niet in acht heeft genomen de verhouding tussen beeld en tempel, hij die echter wel heeft betracht ten opzichte van de leden van het beeld: en zo heeft hij daarvan bij de nakomelingen een onnoemelijke lof en altijddurende gedachtenis behaald, die ook werd uitgekreten door het opschrift aan de voeten van het beeld gesteld: MIJ HEEFT PHIDIAS CHARMIDAE ZOON DE ATHENER GEMAAKT. Zie wederom Paufanias.
§. VII.
Maar behalve dit wonderlijke gevaarte wordt er gezegd dat JUPITER (Strabo lib. 8.) aldaar nog een ander pronkbeeld heeft gehad: een beeld namelijk van louter goud, dat CYPSELUS, de Korinthische koning, de OLYMPISCHE JUPITER zou hebben toegezonden en geheiligd. Pausanias (Paufanias lib. 5.) spreekt van een kostbare en kunstige kist, uit cederenhout, met gouden, ivoren en cederen beelden van velerlei oudheden, prachtig bewerkt, die Cypselus JUPITER zou hebben toegewijd, ...
Boek - pag. 9
...ter nagedachtenis dat zijn moeder hem in een kist had verborgen en zo gelukkig in leven had bewaard. Nog maakt Paufanias gewag van andere ̓Αναθέματα, toegewijde giften, die deze JUPITER aldaar ook van uitheemse vorsten toegezonden waren: bijvoorbeeld de troon, welke ARIMNUS, de Toscaanse koning, de eerste van de uitheemse geschenken brengers, had geschonken: het kostbare gordijn, uit Assyrisch weefsel en purper, van koning ANTIOCHUS gegeven: koperen paarden, wat kleiner dan levende, van CYNISCA, ter gedachtenis van de Olympische overwinning, toe-eigenen: een koperen drievoet, waarop, voordat de tafel in gebruik kwam, de kronen werden neergelegd, was er ook: en meer andere dingen, waar nu niet over kan worden gesproken.
§. VIII.
JUPITER OLYMPUS kon dan niet minder dan zijn naam geven aan de tempel, waarin hij zulke beelden en andere toegewijde heiligdommen had. Van de tempel ging die naam over op het veld; van het veld op de oefenspelen, die derhalve de Olympische werden genoemd, te meer omdat ze ook aan die Olympische afgod waren toe-eigenen en geheiligd. Zo hebben we dan duidelijk genoeg de oorsprong van de benaming ontdekt.